Inspiratie: vijf voedselprojecten met impact bij gemeenten

De afgelopen jaren hebben  verschillende gemeenten handen en voeten gegeven aan hun ambities op het gebied van voedsel: van een integraal voedselbeleid tot het tegengaan van voedselverspilling. Hierbij een aantal van de communicatieprojecten en campagnes.

Het eerste eetbare bushokje ter wereld in de Gemeente Breda

Gezond eten is belangrijker dan ooit. Maar het wordt ons niet makkelijk gemaakt. Als je op de bus wacht of door een winkelstraat loopt, zie je vooral promotie en aanbod van ongezonde producten. Steeds meer gemeenten maken werk van een gezonde voedselomgeving door bijvoorbeeld ongezonde reclames in de publieke ruimte te verbieden of bestemmingsplannen aan te passen om ongezonde horeca te weren. Om dit te illustreren lanceerden we in een drukke winkelstraat in Breda – in samenwerking met het Nationaal Actieplan Groenten en Fruit en de Gemeente Breda – ’s werelds eerste eetbare bushalte. De bushalte werd gedurende de hele dag voorzien van verse groenten en fruit om passanten zo te verleiden tot het eten van een gezond tussendoortje. De actie werd officieel geopend door de wethouders Miriam Haagh en Paul de Beer en bleef ook bij de media niet onopgemerkt.

Een #verspillingsvrije stad in samenwerking met de Gemeente Amsterdam

Een vierde van al het voedsel in Nederland wordt verspild. Dat kan en moet anders en gemeenten kunnen hier een belangrijke rol in spelen. Zo ook de Gemeente Amsterdam, die de ambitie heeft om 50% minder te verspillen in 2030. Food Cabinet nam samen met de gemeente en de Stichting Samen Tegen Voedselverspilling het initiatief tot de campagne #verspillingsvrije feestdagen waarmee we Amsterdammers lieten zien hoe zij minder kunnen verspillen tijdens de feestdagen. Met ons mobiele wagentje deelden we het gratis restjeskookboek uit vol met recepten en #verspillingsvrije tips.

Een gezonde voedselomgeving creëren in de Gemeente Rotterdam

De Korte Lijnbaan in Rotterdam heeft een nieuwe impuls nodig. Er is veel leegstand en de straat heeft onvoldoende duidelijke identiteit. De Korte Lijnbaan moet weer een aantrekkelijke straat worden waar de Rotterdammer trots op is en ondernemers in de rij staan om er een vestiging te openen. Samen met de gemeente en de eigenaren werkt Food Cabinet in opdracht vanuit de Klimaattafel Duurzame Consumptie aan een ambitieuze, integrale visie op de Korte Lijnbaan. Daarbinnen worden de maatschappelijke uitdagingen en commerciële kansen beschreven en handvatten geboden voor een mooie toekomst. Deze visie vertalen we door naar een positionering, een manifest en uiteindelijk een Bidbook waarin we ondernemers en organisaties uitnodigen om hun ambities waar te komen maken op deze iconische plek in Rotterdam.

Lokale voedselinitiatieven in de schijnwerpers voor Gemeente Amsterdam

Van Amsterdamse Bodem is hét platform waar bezoekers alle smaken van de stad en haar omgeving met elkaar kunnen delen en vieren. Vanuit de gedachte ‘eten wat de stad schaft’ maak je die dit platform kennis met verschillende initiatieven, van de Syrische kaasmaker tot de plaatselijke Kombucha brouwerij, en van sopropoteler tot volkstuinier. Op Van Amsterdamse Bodem komt alles en iedereen samen. Samen met de Gemeente Amsterdam en de Gezonde Stad ontwikkelden we dit platform als verzamelplaats van alles wat er in en rondom de stad gebeurt op het gebied van eten. Als onderdeel van het platform organiseren we regelmatig activiteiten, zoals het recente onderzoek ‘De Smaak van Amsterdam’ waarin we de eetgewoonten van Amsterdammers in kaart brachten.

Een integraal voedselbeleid voor de Gemeente Almere

In opdracht van de Gemeente Almere ontwikkelde Food Cabinet een voedselstrategie voor de periode 2021 – 2025. Met deze voedselstrategie werkt Almere de komende jaren aan het aantrekkelijk, betaalbaar en toegankelijk maken van gezond en duurzaam voedsel voor álle inwoners van de stad. Tijdens de ontwikkeling van de strategie hebben we vooral vanuit het perspectief van de inwoner van Almere gekeken naar wat voedsel toevoegt aan een gezonde en leefbare woon- en werkomgeving. Samen met een groep betrokken Almeerders – van ondernemer tot buurtinitiatief en van onderzoeker tot stadsboer – werkten we de strategie uit tijdens een bijeenkomst in aanwezigheid van wethouder Roelie Bosch. Het thema voedsel krijgt vanuit de Gemeente Almere extra aandacht de komende periode o.a. door de komst van de Floriade in 2022 en de verdere ontwikkeling van de Flevo Campus.

 

Wij als pioniers in de voedsel educatie , bewustwording en gedragsverandering kijken met aandacht naar de impact van deze initiatieven, plannen en campagnes!
Elke stimulans die we, sinds het Nachtrestaurant en de Foodiebag ruim zeven jaar geleden, juichen we toe. Het is mooi om te zien dat het onderdeel van beleid is geworden.
Een verspillingsvrije stad en een gedragen voedsel strategie voor de stad klinkt al muziek in onze oren.

(bron ; Klimaatweb, Foodcabinet, maart 2022)

 

Overgang naar circulaire economie vraagt om intensivering beleid door nieuw kabinet

Een intensivering van het circulaire-economiebeleid met meer ‘drang en dwang’, concretisering van de voornemens uit het nieuwe coalitieakkoord en kabinetsbrede samenwerking zijn nodig om de forse ambitie van een volledig circulaire economie in 2050 te realiseren. Dat stelt het PBL in zijn Voortgangsbericht Circulaire Economie 2022. Het Voortgangsbericht is een actualisatie van enkele indicatoren uit de Integrale Circulaire Economie Rapportage 2021 (ICER).

Aandeel circulaire bedrijvigheid in Nederlandse economie niet gestegen

Enkele indicatoren uit de ICER zijn in het Voortgangsbericht geactualiseerd. Daaruit komt naar voren dat het aandeel circulaire bedrijfsactiviteiten in de Nederlandse economie in termen van toegevoegde waarde en werkgelegenheid gelijk is gebleven. Het aandeel van circulaire initiatieven in fiscale en subsidieregelingen is eveneens gelijk gebleven. De meeste projecten die gesubsidieerd worden binnen deze regelingen, richten zich echter vooralsnog op recycling. Wel is een lichte verschuiving te zien in de acties in het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie naar hogere circulariteitsstrategieën met minder milieudruk en grondstoffengebruik.
Alles bijeen genomen geeft de actualisatie in het Voortgangsbericht geen aanleiding om het beeld uit de ICER aan te passen. Het beeld blijft dat diverse trends in grondstoffengebruik de verkeerde kant opgaan en veel inspanningen nog vooral gericht zijn op recycling. Met de beleidsinspanningen van de Rijksoverheid is een basis gelegd en een structuur ontwikkeld voor een circulaire economie, maar op dit moment functioneert de Nederlandse economie nog vooral lineair.

Benut kansen circulaire economie voor realiseren klimaat- en natuurdoelen

In het nieuwe coalitieakkoord wordt onderkend dat een circulaire economie kan bijdragen aan de aanpak van verschillende maatschappelijke opgaven, zoals het tegengaan van klimaatverandering en het behoud van biodiversiteit. Tot dusver zijn de mogelijkheden die efficiënt grondstoffengebruik daarvoor biedt maar mondjesmaat benut. De coalitiepartijen zetten in op een ambitieus klimaatdoel voor de circulaire economie. Uitwerking in concreet beleid is nodig om ervoor te zorgen dat efficiënt grondstoffengebruik bijdraagt aan de vermindering van broeikasgasemissies. Door slimmer gebruik van grondstoffen, hergebruik van producten en onderdelen, en recycling van materialen zijn minder grondstoffen nodig. Hierdoor wordt energie bespaard in de hele productieketen. Ook voor druk op biodiversiteit en natuur geldt dat als we efficiënter en zuiniger met grondstoffen omgaan, deze druk afneemt, zonder dat we daarmee de functies van de hiermee gemaakte producten hoeven te missen. Zo kan recycling van metalen uit elektronica de vraag naar nieuw metaalerts verminderen, en zo ook het daarmee gepaard gaande verlies aan natuur en de milieuvervuiling bij winning en productie.

Verzilvering van zulke kansen vergt nog wel de uitwerking van de voornemens in het coalitieakkoord in concrete en samenhangende beleidsvoornemens.

Naast recycling ook andere circulaire strategieën belangrijk

Met uitzondering van recycling benoemt het coalitieakkoord geen andere circulaire strategieën. Anders produceren en consumeren en het verlengen van de levensduur van producten, bijvoorbeeld door ze beter repareerbaar en deelbaar te maken, krijgen geen expliciete aandacht. Door de sterke focus op het recyclen van materialen blijven potentiële kansen voor efficiënter grondstoffengebruik onbenut. Het is belangrijk om in het beleid in te zetten op andere strategieën, zoals het stellen van eisen aan productontwerp om repareerbaarheid en hergebruik van onderdelen te verbeteren, of het aanpassen van administratieve regelgeving die bedrijven belemmert om producten als diensten aan te bieden.

Circulaire economie vraagt om kabinetsbrede aanpak

Het benutten van bovengenoemde kansen vraagt om een kabinetsbrede aanpak en een intensieve betrokkenheid van alle ministeries, aangezien voor een aanzienlijk efficiëntere omgang met grondstoffen wijzigingen in spelregels, fiscale prikkels en internationale handel nodig zijn die de beleidsterreinen van verschillende ministeries raken. Daarbij kan naast specifiek beleid om de circulaire economie te stimuleren ook worden gedacht aan beleid gericht op het tegengaan van klimaatverandering, het verbeteren van de voorzieningszekerheid van grondstoffen, fiscale vergroening, het verduurzamen van internationale handel en het bevorderen van milieusparende innovaties.

(Bron :Duurzaam ondernemen.nl – PBL – 1 februari 2022)

‘Europa is sterk als haar steden sterk zijn’

Een Nederlands-Duitse kennismaking voor medeoverheden met het New Leipzig Charter

Op 15 december vond een Nederlands-Duits Policy Lab plaats over de gevolgen en mogelijkheden van het New Leipzig Charter on the Sustainable Development of European Cities. In het New Leipzig Charter (NLC) zijn de uitgangspunten voor duurzame stedelijke ontwikkeling in de EU vastgelegd. Duurzaam stedelijk beleid moet leiden tot just, green en productive steden, waarbij het lastig te vertalen Gemeinwohl (gedeeld/gezamenlijk welzijn) het streven is.

Met deze online-bijeenkomst werd de bekendheid van het NLC voor gemeenten vergroot. Wat zijn de uitgangspunten en wat betekent dat voor het beleid van mijn stad, mijn gemeente? In veel Europese landen, met name in Duitsland, baseren gemeenten hun beleid al op de uitgangspunten van het NLC. Het NLC wordt daarbij gebruikt als ‘richtsnoer’ of ‘kompas’ om beleidskeuzes te verantwoorden en als steun (en financiering) voor vragen- het gaat immers om afspraken op EU-niveau door alle lidstaten.

Sprekers uit Duitsland en Nederland, waaronder de Dutch Urban Envoy Karen van Dantzig, noemden het NLC onder meer ‘het document dat het DNA van Europese steden bevat’ en illustreerden dit met een aantal praktijkvoorbeelden uit onder meer Aken, Apeldoorn, Karlsruhe, en ’s-Hertogenbosch.

Gemeenschappelijke deler was dat het vroeg en intensief betrekken van burgers in de wijk (neighbourhood) de beste bijdrage aan het Gemeinwohl levert. Zo presenteerde Münster presenteerde het Hansaforum, een initiatief waarbij burgers bepalen hoe hun wijk er uit komt te zien. Inclusief een heuse Quartier-Gemeinwohl-Index, waaraan af te lezen is hoe 20 variabelen (zoals bijvoorbeeld onderwijs, inclusie en verkeer) bijdragen aan het Gemeinwohl op wijkniveau.

Ten slotte werd stilgestaan bij het feit dat zowel Nederland als Duitsland een nieuwe regering hebben. Prominente ‘Europese’ thema’s als energietransitie, verduurzaming en digitalisering raken steden direct. In het Duitse akkoord wordt het NLC ook genoemd. Wethouder Ufuk Kâhya van Den Bosch: “gebruik het NLC om het vertrouwen van burgers in de politiek te herstellen en optimaal gebruik te maken van de transformative power of cities”.

Het NLC werd op 30 november 2020 vastgesteld, tijdens een ministeriële bijeenkomst onder Duits voorzitterschap van de EU. Nederland werd vertegenwoordigd door minister Ollongren.

Zie voor meer informatie de tekst van het New Leipzig Charter (pdf, 2MB), deze presentatie (pdf, 2 MB) en brochure (pdf, 3 MB).

(bron : agendastad.nl)

Technologie is belangrijk, maar om te innoveren, moeten mensen betrokken zijn

Innovatie gaat niet alleen over technologie. De steden van morgen moeten ook sociale innovatie toepassen. De Europese Commissie hamert op dit aspect, zoals blijkt uit de woorden van commissaris Mariya Gabriel tijdens de prijsuitreiking van de prijzen voor de Europese hoofdstad van innovatie. Afgelopen week maakte de Europese Innovatieraad (EIC) – tijdens de EIC-top in Brussel – de winnaars van de wedstrijd van dit jaar bekend. De Finse stad Vantaa won de eerste editie van de Europese Rising Innovative City award en ontving een prijs van 500.000 euro.

De prijs “European Rising Innovative City” is een aanvulling op de innovatieprijs “Europese hoofdstad”, die voor grote steden is ingesteld. Deze wedstrijd is voor steden met 50.000 tot 249.000 inwoners om hun inspanningen op het gebied van innovatie te stimuleren.

“Ik voel me vereerd. Het is verrassend dat we hebben gewonnen, maar Vantaa heeft zich in de afgelopen decennia ook enorm ontwikkeld. Deze erkenning betekent veel voor ons. Het is niet zo gemakkelijk geweest om al deze veranderingen te ondergaan”, vertelde Ritva Viljanen, de burgemeester van Vantaa, aan Innovation Origins.

CO2-neutraal

Vantaa was in de jaren zestig een stad met 40.000 inwoners. In de afgelopen decennia groeide het uit tot de vierde stad van Finland, met bijna 240.000 inwoners. “Terwijl de stad snel groeit, groeit onze uitstoot niet”, verklaarde Viljanen in haar toespraak bij de uitreiking van de prijs. Samenwerking tussen de verschillende actoren in de stad is essentieel om dergelijke resultaten te bereiken.

Sociale innovatie

De EIC-jury beoordeelde de kandidaten op basis van verschillende criteria. Zo moesten steden bijvoorbeeld laten zien hoe zij ecosystemen ontwikkelden die innovatie kunnen bevorderen, hoe zij lokale actoren hielpen met nieuwe bedrijfsmodellen en hoe zij de groei van bedrijven ondersteunden. Daarbij speelde sociale innovatie een grote rol. Want ook de steden die op de tweede plaats eindigden, onderscheidden zich door dergelijke initiatieven.

Vantaa heeft verschillende sociale innovatieprojecten uitgevoerd. Onder deze initiatieven is er het zogenaamde Shared Table-model, dat levensmiddelenfabrieken, groothandelaars en winkels verbindt met een groot netwerk van voedselbanken. Het minimaliseren van voedselverspilling is een van de doelstellingen, naast het verbeteren van het welzijn van de inwoners van Vantaa.
De gemeente heeft een netwerk van donors en hulporganisaties opgezet en een terminal voor overgebleven voedsel opgezet. De stad Vantaa beheert deze terminal en is belast met de distributie van de voedingsmiddelen. Dat betekent weer extra banen voor werklozen in de stad. Elk jaar verwerkt de terminal ongeveer een miljoen kilo voedsel, waarmee vijfduizend inwoners van Vantaa worden geholpen. Het model kreeg navolging in verschillende andere Finse regio’s.

 

bron : – Innovation Origins -29 november 2021 , Mauro Meu. Kijk voor het gehele artikel op Innovations Origins

HOEZO MINDER DAKLOZEN?

Het CBS rapporteerde dinsdag een daling van het aantal daklozen in Nederland, maar branchevereniging Valente trekt de nauwkeurigheid van die cijfers in twijfel. In de praktijk is er volgens de vereniging geen daling te zien.

Ook als ik in de avond over de straten van Amsterdam loop zie ik er meer dan ooit, heb ik het gevoel.

Overvol
‘Al onze leden, van Limburg tot Noord-Holland, geven aan dat het aantal daklozen niet gedaald is en dat de opvang nog steeds overvol zit’, zegt Rina Beers, senior beleidsmedewerker bij Valente, de branchevereniging voor participatie, begeleiding en veilige opvang. Dat beeld strookt niet met de cijfers die het CBS dinsdag publiceerde, waaruit bleek dat het aantal daklozen tussen 2018 en 2021 met ruim zevenduizend is gedaald.

Jong
Het CBS meldde ook dat het aantal jonge daklozen (18-27 jaar oud) in vijf jaar tijd vrijwel halveerde. Die bevinding vindt Beers ‘opmerkelijk, omdat wij juist wel een grote groep dakloze jongeren zien’. Dat zijn veelal jongeren die moeten rondkomen van flexbaantjes en niet kunnen terugvallen op hun ouders. Het CBS merkt op dat de cijfers over 2020 en 2021 ‘voorlopig’ zijn en mogelijk nog ‘beperkt’ moeten worden bijgesteld.

Onzichtbaar
Beers denkt dat de discrepantie tussen de CBS-cijfers en de ervaringen uit de praktijk een gevolg kan zijn van blinde vlekken in de registratiemethode van het CBS. Zo vraagt Beers zich af of alle mensen die vorig jaar, tijdens de coronalockdown, op alternatieve locaties zijn opgevangen ook worden meegenomen in de aantallen. Bovendien blijven ‘bankslapers’ of mensen zonder inschrijving bij de gemeente, die op wisselende adressen, of bijvoorbeeld in auto’s of op campings slapen, vaak onzichtbaar. Ook dakloze 65-plussers en 18-minners tellen niet mee, terwijl Valente weet dat er 1650 minderjarige kinderen met ouder in de maatschappelijke opvang zitten. Ten slotte zijn er nog mensen die door de gemeente als zelfredzaam worden bestempeld, ondanks dat ze geen onderdak hebben. Ook zij worden niet meegeteld.

Woningcrisis
Kortom, Beers ziet een ‘voortdurende druk op de opvang’. Dat leidt ertoe dat sommige gemeenten toegangseisen voor de opvang steeds verder aanscherpen. De woningnood speelt volgens Beers een belangrijke rol in de aanhoudende dakloosheid. Ook de coronacrisis zou ook van invloed kunnen zijn, omdat mensen daardoor wellicht minder makkelijk in hun eigen netwerk opgevangen konden worden, verwacht Beers. Valente roept, samen met de VNG, de Tweede Kamer op om 150 miljoen euro aan incendeel budget beschikbaar te stellen voor de aanpak van dakloosheid in 2022.

Bestaanszekerheid
Ook het Leger des Heils, die dinsdag actie voert op het Malieveld in Den Haag voor een betere aanpak van dakloosheid, meldt dat de druk op de opvang hoog blijft. ‘Het Leger des Heils ziet dagelijks dat de maatschappelijke opvang verstopt is en te weinig mensen uitstromen, want er zijn te weinig passende woonplekken’, schrijft de organisatie. Bestuursvoorzitter kapitein Harm Slomp: ‘Er moet meer aandacht komen voor de preventie van dakloosheid en het belang van bestaanszekerheid. In de huidige wooncrisis dreigen de dak- en thuisloze mensen weer aan het kortste eind te trekken.’

Of het beleid werkt blijft de vraag.
Dat er meerdere initiatieven zijn die zich richten op de daklozen om naast een dak hen ook een menswaardig bestaan te bieden, is een feit. Dat komt niet altijd voort uit beleid. Dat zijn sociaal ondernemers of burger initiatieven die zoeken naar de oplossing van een maatschappelijk probleem.
Laten we die vooral blijven steunen zodat die kunnen verduurzamen en goede voorbeelden kunnen opschalen naar andere steden!

En werken aan de preventie van dakloosheid en het belang van bestaanszekerheid!

(bron: Binnenlands Bestuur- Adriaan de Jonge 1 november 2021)

Wat je verder nog wil weten over het rapport met de waarschuwingen over het klimaat

Het VN-klimaatpanel IPCC heeft maandag een langverwacht rapport vol waarschuwingen over het klimaat gepubliceerd. Door de uitstoot van broeikasgassen gaan we een toekomst vol hittegolven, droogte en extreme neerslag tegemoet.

Klimaatexpert Rolf Schuttenhelm zat maandag anderhalf uur lang klaar om jullie vragen te beantwoorden. Lees hier een selectie van de beste vragen en antwoorden.

Is het bekend of de lockdowns van het afgelopen anderhalf jaar een positieve invloed op het milieu gehad hebben? En als dat zo is, zou dit dan een reden kunnen zijn voor overheden om milieulockdowns in te gaan voeren?

“Het heeft een goed meetbare invloed gehad op de luchtkwaliteit, dus de hoeveelheid zwevende vervuiling (zwaveldeeltjes, stikstof, fijnstof, roet). CO2 is veel hardnekkiger. Dat blijft grotendeels eeuwen in de atmosfeer. Zolang onze uitstoot niet naar praktisch nul gaat, blijft de concentratie dus stijgen en daarmee ook de gemiddelde temperatuur.”

“Daarom heeft een tijdelijke dip in de uitstoot (8 procent of iets dergelijks) eigenlijk geen meetbaar klimaateffect. Structurele dalingen – van 8 procent doorpakken naar uiteindelijk 100 procent – hebben dat wel. Maar het IPCC-rapport zegt daarover ook: wat we nu doen, kunnen we pas over pakweg dertig jaar meten. Als emissiereductie nu uitblijft, kan de opwarming in de tweede helft van de eeuw nog extreem oplopen (tot meer dan 5 graden).”

TonRotterdam: Een in Nederland veelgemaakte opmerking is: ja, maar wat voor zin heeft het als ons kleine landje (of alleen Europa) veranderingen aanbrengt? Wat zijn de overtuigendste argumenten om als Nederland en Europa een voortrekkersrol te nemen?

“Het verreweg overtuigendste argument is dat Nederland als rivierdelta kwetsbaar is voor een stijging van de zeespiegel. Vanaf 1 à 2 meter zijn dijken geen oplossing meer, zeggen fysisch geografen daarover. En het IPCC houdt rond 2150 al een stijging van 1 tot 5 meter mogelijk, als Antarctica versneld afsmelt. Nederland staat daarom nu al voor heel grote keuzes: of ons inzetten voor 1,5 graden (wat een hoop van de stijging voorkomt) of anders inzetten op een andere landschapsinrichting (op de hoge zandgronden). Die boodschap is absoluut nog niet geland.”

Eb_V_D: Ik ben benieuwd wat de impact van de zeespiegelstijging is. Ik lees overal dat door het smelten van de ijskappen de zeespiegel stijgt, maar wat betekent dat nou echt? Kunnen de kustgebieden bijvoorbeeld gaan verzilten? Is er een impact op de weersomstandigheden in de kustgebieden? Heeft het impact op het waterpeil in de rivieren?

“Ik verklap maar vast dat je de belangrijkste vraag van allemaal stelt en dat we die dinsdagochtend gaan beantwoorden in een groot artikel op basis van interviews met diverse experts. We lijken de neiging te hebben om de gevolgen van zeespiegelstijging niet volledig te begrijpen, omdat we sterk denken in dijken en polders. Maar je noemt er al twee.”

“Verzilting wordt in laaggelegen polders kritiek. Juist door het droogmalen zuig je het zoute water onder de dijk door, daar is niets aan te doen. Nog belangrijker: rivierwater stuwt hoger op en we hebben in West-Nederland vermoedelijk veel meer ruimte nodig om water op te vangen, juist omdat de rivieren niet meer goed kunnen afwateren en zelf ook grilliger worden. De combinatie van springtij en piekafvoer van de Rijn is bij 2 meter zeespiegelstijging problematisch tot aan de Duitse grens.”

Jbe: In hoeverre kunnen delen van Nederland op korte termijn onbewoonbaar worden? En over welke termijn hebben we het dan? Is dit nog denkbaar in onze generatie? En zou dit dan vooral richting de kust zijn door de zeespiegelstijging of meer langs de rivieren door extreme neerslag? Is daar al iets zinnigs over te zeggen?

“Experts die ik spreek over de ‘maximale rek’ van de Nederlandse delta – even de futuristen met absurde plannen voor gigadammen negerend – denken dat we vanaf 1 à 2 meter in grote problemen komen met zowel de laagst gelegen kustregio’s, alsook de hele benedenstroom van het rivierengebied.”

“Rivierwater kunnen we moeilijker kwijt bij hogere zeestanden, dus er is daar véél meer ruimte nodig om water op te vangen. Ook op plekken waar nu mensen wonen of waar nieuwbouw gepland staat. Probleem is de tijdschaal: de zeespiegel blijft doorstijgen, dus voor welke periode plannen wij onze infrastructuur? Honderd jaar? Tweehonderd jaar?”

Dsie: Als ik de landkaarten in het rapport zie, dan lijkt het alsof de klimaatverandering voor enkele gebieden goed nieuws is: de Sahara wordt natter, Siberië warmer. Klopt dit? Dit kan ingewikkeld worden bij onderhandelingen lijkt me, als sommigen liever juist wel klimaatverandering zouden wensen.

“Wat het vooral ingewikkeld maakt, is dat er veel landen zijn die een relatief sterk belang hebben bij het behoud van oude energiebronnen. Australië voor steenkool, Saoedi-Arabië voor olie en Rusland voor gas. Zulke landen werken in het beste geval niet mee in de onderhandelingen, maar liggen zelfs vaak dwars.”

“In de jaren negentig dachten klimaatonderzoekers dat er gebieden zouden zijn die ervan zouden profiteren – met name in het hoge noorden – vanwege (lokaal) betere landbouwopbrengsten. Dat hoor je eigenlijk niet meer terug. Overal op aarde lijkt de nettoschade veel groter dan de voordelen. En dat geldt ook heel specifiek voor Noord-Afrika: de Sahara wordt vooral groter en dreigt ook over de Middellandse Zee richting Spanje te kruipen.”

Jan_Willem_van_Aerdenhaudt: Als in een scenario wordt genoemd dat bossen afsterven, moeten we ons dan ook zorgen maken over zuurstof?

“We hebben nu te maken met verdroging van bossen, zowel het Amazoneregenwoud als bijvoorbeeld de Siberische en Canadese taiga. Het grote probleem is dat die bossen dan netto CO2 kunnen uitstoten en daarmee de opwarming versterken. Zuurstof is in zeer grote hoeveelheden beschikbaar in de atmosfeer en zal geen probleem worden.”

“Als het echt misgaat met bossen – zoals 250 miljoen jaar geleden – veroorzaakt dat een zeer sterke klimaatverandering, waarbij veel soorten uitsterven op land en ook in de zee. Die laatste factor kan dan leiden tot zuurstofloze(re) oceanen. Dat is wel een reële zorg, ook bij de huidige opwarming. 250 miljoen jaar geleden vulde de atmosfeer zich vervolgens ook met zwavelgassen, omdat in het zuurstofarme water andere bacteriën het overnamen. We hebben het wel over de grootste crisis voor het leven die de aarde ooit heeft meegemaakt.”

John_de_Jong_dcdfec: Zijn er nog relevante wetenschappelijke stromingen die de analyses van het IPPC tegenspreken of kunnen we zeggen dat hier volledige consensus over bestaat?

“Het is wel grappig: de auteurs die ik spreek, zeggen mij dat ze nog nooit zo’n extreem sceptisch gezelschap hebben meegemaakt als het geheel van alle IPCC-collega’s. Alles wordt in twijfel getrokken en bediscussieerd. Die consensus zit vervolgens in de zekerheidsgraden per onderwerp. Er is maximale consensus (‘zekerheid’) dat de aarde opwarmt en dat dit komt door een verhoging van de concentratie broeikasgassen door de mens. Over heel veel andere onderwerp bestaat veel interne discussie en een goede klimaatwetenschapper is continu bezig z’n eigen ongelijk te vinden.”

“Binnen de klimaatwetenschap bestaat overigens geen tegenstroming. Je hebt er niet twee scholen of iets dergelijks. In de verdere samenleving is dat natuurlijk wel zo, omdat het daar een politiek onderwerp is waarin meningen belangrijker worden dan feiten.”

Bron : NU.nl – 09 augustus 2021

Build Back better!

Solidaridad en Fairtrade Nederland richten zich samen met 16 andere maatschappelijke organisaties tot leden van de Tweede Kamer om te pleiten voor een forse wijziging van beleid nu de Corona pandemie in Nederland onder controle lijkt. Want terug willen naar het oude “normaal”is geen optie, naar een betere wereld wel!: Build Back Better.
In dit artikel leest u de brief aan de kamerleden van deze brede coalitie.

Geacht Kamerlid,

De corona crisis is een uitgelezen kans om de wereld te verbeteren: build back better.

Een jaar geleden riepen 11 organisaties samen op om tot actie te komen voor wederopbouw die in het teken staat van veerkracht, wereldwijde samenwerking, sociale, economische en ecologische duurzaamheid én van rechtvaardigheid. Toen schreven we: “Nu we in Nederland goed op weg zijn de eerste schok te boven te komen en we in de komende weken een geleidelijke versoepeling van maatregelen zien, moeten we er echt en oprecht voor waken niet terug te vallen in onze oude patronen”. Een jaar later houdt de Covid pandemie de wereld nog altijd in haar greep en is de wereldwijde impact immens. Lock downs, het deels stilvallen van de wereldhandel, internationale productieketens en transport vertragen de bestrijding van armoede. Als gevolg van Covid neemt voor het eerst in twintig jaar het aantal mensen dat in extreme armoede leeft weer toe.

Wat zegt het over ontwikkelde landen als we nu niet solidair kunnen zijn? Gedeelde verantwoordelijkheid is in deze voortdurende crisis het sleutelwoord. Het credo “alleen samen krijgen we corona onder controle” geldt ook internationaal. We kunnen onze ogen niet sluiten voor de mogelijkheid van een volgende crisis. De opwarming van het klimaat zal de kwetsbaarheid en ongelijkheid de komende jaren verder versterken. Structurele oplossingen zijn onmogelijk zolang we de meerderheid van de wereldbevolking blijven buitensluiten. Als er één ding duidelijk is geworden in deze crisis, is het dat we wereldwijd met elkaar verbonden zijn.

Met het oog op de aanstaande formatie van een nieuw kabinet brengen we Build Back Better opnieuw onder uw aandacht. Dat doen we met nóg meer organisaties dan afgelopen jaar en met de volgende drie uitgangspunten:

  • Maak een leefbaar inkomen en loon uitgangspunt van beleid voor internationale handel en duurzame economische ontwikkeling
  • Blijf Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen aanjagen bij het Nederlandse bedrijfsleven
  • Versnel de uitvoering van de plannen tegen klimaatverandering

In deze  bijlage lichten we deze drie punten toe en geven we concrete suggesties.

Let us build better, together, second time around!

(bron:Solidaridad, 28 juni 2021)

Week zonder Afval: verminder, hergebruik of repareer!

Op maandag 31 mei de aftrap van de Week zonder Afval n, een initiatief van Milieucentraal waarin consumentenbewustwording over afval en de circulaire economie centraal staat. Tijdens de openingswebinar stonden verschillende sprekers onder meer stil bij ontwikkelingen die we de komende jaren kunnen verwachten.

De Week zonder Afval werd afgetrapt met een webinar geopend door demissionair staatssecretaris Stientje van Veldhoven. “Het lineaire economisch systeem dat we nu hebben is onhoudbaar. Grondstoffen raken op of worden duurder, terwijl de afvalberg blijft groeien. Maar gekoppeld kunnen deze twee problemen ook een oplossing zijn.”

Brede benadering circulariteit

In de webinar werd meermaals onderstreep dat de circulaire economie meer is dan alleen recycling. “Recycling is eigenlijk de laatste stap”, vertelde Anne-Marie Rakhorst, voorzitter van de transitieagenda consumentengoederen. “Als consument kun je in eerste instantie weigeren een product te kopen, een oud product hergebruiken, repareren of ombouwen tot iets anders. Dit zijn allemaal keuzemomenten die ook onderdeel zijn van de circulaire economie.”

Ambachtscentra

Een interessant initiatief dat Rakhorst aangekondigde zijn zogeheten ‘ambachtscentra’, als alternatief op milieustraten in gemeenten. Een ambachtscentrum is een plek waar je als consument je afgedankte spullen naartoe brengt. Op dit terrein staat dan bijvoorbeeld een kringloopwinkel, een elektronica- of kledingreparateur of grofvuilverwerker. Bij aankomst wordt door experts bepaald wat de beste bestemming is voor de afgeleverde spullen, zodat grondstoffen optimaal benut kunnen worden.

Voor modeketens veranderen over een aantal jaar de regels waardoor producenten zelf verantwoordelijk worden voor inzameling, recycling en hergebruik van textiel.

Meer wetgeving wegwerpplastic

Ook besteedde het ministerie van IenW aandacht aan de nieuwe Europese richtlijn voor single-use-plastic (SUP) die per 3 juli ingaat. De richtlijn is opgesteld om de vervuiling van de meest voorkomende gevonden plasticproducten te verminderen. Zo geldt per 3 juli een handelsverbod op plastic wegwerpborden en bestek en krijgen verpakkingen als drinkbekers en sigaretten een embleem dat ze kunststof bevatten en niet in de natuur thuishoren.

Ook geldt vanaf 2025 dat plasticproducten gerecycled materiaal moeten bevatten en is vanaf 2024 de flessendop verbonden aan de plastic fles zelf. Specifiek voor Nederland geldt dat nog dit jaar een uitgebreid statiegeldprogramma wordt opgezet voor plastic flessen, waarmee ook kleine flesjes ingeleverd kunnen worden.

Nederland wacht nog een flinke uitdaging als het de recyclingdoelstellingen voor verpakkingen wil halen. Minder dan een derde is op dit moment goed recyclebaar.

Week zonder Afval

Verder stond de hele week in het teken van het verminderen van afval. Er konden  afvalbesparingstips gedeeldkomen mensen in podcasts aan het woord met innovatieve ideeën en organiseerde Milieucentraal Zero Waste Wandeltours waarin deelnemers verpakkingsvrij hun boodschappen kunnen doen.

Laten we hopen dat deze week ons nog bewuster heeft gemaakt van het verminderen van afval en we er gewoon mee door gaan!

(bron; Change Inc. Teun Schroder – 31 mei 201)

De Duurzame Ontwikkelingsdoelen zitten in het slop door corona

Terwijl ik denk dat we de transitie versnelling in de rug hebben en er juist aandacht is om te werken aan een betekenisvolle economie, triggert deze kop me. De verwoestende effecten van Covid-19 maken ons wellicht wel bewust van de noodzaak, het bereiken daarvan blijkt moeilijker in deze tijden.

De Duurzame Ontwikkelingsdoelen (sdg’s) bereiken in 2030 is zo goed als onmogelijk, dat maakt het verwoestende effect van COVID-19 duidelijk.’ Dat stelt professor Internationale communicatie’ en Communicatie voor sociale verandering Jan Servaes in deze opinie.

Zitten de Duurzame Ontwikkelingsdoelen in het slop door de huidige pandemie? Het korte antwoord is: ja, maar de mot zat er al lang in.

Dit debat begon al voor 2015, het jaar waarin de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (of Sustainable Development Goals, sdg’s) werden aangenomen als opvolger van de in 2000 overeengekomen Millennium Ontwikkelingsdoelen of mdg’s. De acht Millenniumdoelen werden uitgebreid tot zeventien gigantische doelen en 169 streefcijfers.

Aan de hand van projecties van internationale organisaties als de Wereldbank, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), kwantificeerde het Britse Overseas Development Institute (ODI) in 2015 al hoeveel de wereld de huidige trends zou moeten versnellen om de sdg’s in 2030 te bereiken.

Slechts 3 van de 17 sdg’s lagen in 2015 op schema om een aanvaardbaar resultaat te bereiken tegen 2030.

Onmogelijk tegen 2030

Met het verwoestende effect van COVID-19 in bijna elke sector van de wereldeconomie is het duidelijk dat het bereiken van de sdg’s in 2030 zo goed als onmogelijk wordt. Het aanpakken van ontwikkelingsdoelstellingen door natiestaten is bovendien moeilijker dan werd erkend door de opstellers van de 2030-agenda voor ontwikkeling.

‘Economen die ontwikkelingsbeleid ontwerpen hebben geen voeling met de realiteit van gewone mensen.’

Een studie van Lin en Monga uit 2017 concludeerde bijvoorbeeld dat tussen 1950 en 2008 het slechts 28 landen lukte om hun achterstand op de Verenigde Staten met 10 procent of meer te verkleinen. Het gaat hier om een periode van 58 jaar, terwijl de 2030-agenda binnen 15 jaar moet worden gerealiseerd. Van de 28 landen die Lin en Monga noemen, waren er slechts 12 niet-Europees of een niet-olie-economie.
Volgens Lin en Monga kan de uitdaging om de economie van ontwikkelingslanden te vernieuwen niet los gezien worden van enkele intellectuele en beleidsfouten die zijn opgelegd door de Washington-consensus in de jaren ‘70 tot ‘90. Deze jaren worden beschreven als het verloren decennium voor ontwikkelingslanden.

Banerjee en Duflo, die de Nobelprijs voor de Economie van 2019 deelden voor hun werk op het gebied van armoedebestrijding, benadrukten in datzelfde jaar dat economen die ontwikkelingsbeleid ontwerpen geen voeling hebben met de realiteit van gewone mensen.

In een meer recente analyse, gepubliceerd in het gezaghebbende tijdschrift World Development, vragen ook Moyer en Hedden zich af hoe haalbaar de sdg’s zijn onder de huidige omstandigheden. Ze belichten moeilijkheden voor sommige sdg-indicatoren (toegang tot veilige sanitaire voorzieningen, voltooiing van de middelbare school, en kinderen met ondergewicht) die niet zullen worden opgelost zonder een significante verschuiving in binnenlands en internationaal hulpbeleid en prioriteiten.

Daarnaast noemen Moyer en Hedden 28 bijzonder kwetsbare landen die naar verwachting geen van de negen streefwaarden voor menselijke ontwikkeling zullen halen. Deze meest kwetsbare landen zouden op internationale hulp en dus financiële steun moeten kunnen rekenen.

Financiering

De verwezenlijking van de 2030-agenda kan alleen worden bereikt als drie factoren goed zitten.

De eerste factor is financiering. Hoewel elk land zijn eigen prioriteiten heeft, blijft het betalen van de rekeningen voor de sdg’s een penibel dossier. De Asia-Europe Foundation berekende dat ‘de totale investeringskosten om de sdg’s tegen 2030 te bereiken tussen 5000 en 7000 miljard dollar per jaar op mondiaal niveau en tussen een totaal van 3300 en 4500 miljard dollar per jaar in ontwikkelingslanden’ bedragen. Dit betekent volgens de Asia-Europe Foundation ‘een gemiddelde investeringsbehoefte van 2500 miljard dollar per jaar in de ontwikkelingslanden’. Deze landen zouden volgens de organisatie hun eigen ramingen moeten opstellen ‘om een beter inzicht te krijgen in de reële financiële behoeften van de sdg’s’.

Een aanzienlijke inspanning moet worden geleverd via de particuliere sector en door filantropen.

Een aanzienlijke inspanning moet worden geleverd via de particuliere sector en door filantropen. Terwijl regeringen en gewone mensen hard zijn getroffen door de gezondheids- en economische impact van COVID-19, was de pandemie in zekere zin goed nieuws voor miljardairs, van wie velen hun rijkdom astronomisch hebben zien toenemen.

Uit een rapport van het in Washington gevestigde Institute of Policy Studies blijkt dat Amerikaanse miljardairs hun rijkdom tussen maart en november 2020 met 1000 milard dollar hebben zien groeien. Uit het rapport blijkt ook dat het vermogen van Jeff Bezos, de eigenaar van Amazon, tussen maart en november 2020 met 61 procent toenam, van 113 miljard dollar naar 182,4 miljard dollar.

Het rapport voegde daaraan toe dat er slechts drie jaar geleden nog geen enkele multimiljardair was, een persoon met een nettowaarde van meer dan 100 miljard dollar. Sinds november 2020, het hoogtepunt van de pandemie, zijn er minstens vijf: Jeff Bezos van Amazon, Bernard Arnault van Louis Vuitton, Bill Gates van Microsoft, Mark Zuckerberg van Facebook en Elon Musk van Tesla. Deze multimiljardairs, samen met de meer dan tweeduizend miljardairs wereldwijd, zijn rijk genoeg om substantiële vooruitgang te helpen boeken in sommige van de sdg’s.

Politieke wil

De tweede belangrijke factor die kan helpen om de sdg’s te bereiken is politieke wil. Veel landen hebben ambitieuze nationale ontwikkelingsplannen opgesteld die er op papier fantastisch uitzien. Maar hoeveel van die plannen worden uiteindelijk verwezenlijkt? Wanneer men ziet dat het wel en wee van een land met succes is veranderd door de effectieve uitvoering van nationale plannen, kan men die verwezenlijkingen niet los zien van de sterke politieke wil van de leiders. Het voorbeeld van China spreekt voor zich .

De cruciale vraag die moet worden gesteld is of die politieke wil er overal is. De secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Antonio Gutierres, gaf vorig jaar het antwoord naar aanleiding van een tussentijdse evaluatie van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen: ‘Het is onvermijdelijk dat één cruciaal ingrediënt nog ontbreekt. Politieke wil. Zonder politieke wil zullen noch de publieke opinie, noch de belanghebbenden voldoende actie ondernemen’.
Hier ligt de uitdaging om de sdg’s te verwezenlijken.

Communicatie

De derde factor is de noodzaak van een robuuste communicatie voor ontwikkeling en sociale verandering, zodat de politieke wil kan worden overgebracht op alle belanghebbenden.

Leiders die inspireren tot verandering doen dat met de communicatiemiddelen die voorhanden zijn. Terwijl het digitale tijdperk sociale systemen verstoort en transformaties stimuleert op een ongeëvenaarde schaal en aan een ongezien tempo blijven de sdg’s vrij stil over het onderwerp.

Vandaag bepalen digitale technologieën wat we lezen en consumeren, hoe we stemmen en hoe we omgaan met elkaar en de wereld om ons heen. Er duiken veel risico’s en onzekerheden op, waaronder bedreigingen voor individuele rechten, sociale rechtvaardigheid en democratie, allemaal versterkt door ‘de digitale kloof’ — de verschillende snelheid van internetpenetratie en toegang tot digitale technologieën over de hele wereld.

Geen van de sdg’s kan worden bereikt tenzij mensen in staat zijn hun dromen, zorgen en behoeften te communiceren — lokaal, nationaal, regionaal, wereldwijd. Het is tijd voor een nieuwe doelstelling: sdg 18 of communicatie voor iedereen.

Communicatie voor sociale verandering moet in het tijdperk van COVID-19 ook rekening houden met de uitdaging van verkeerde informatie bij het initiëren van communicatiestrategieën. Daarom zijn de communicatiestrategieën van de Wereldbank, UNICEF of WHO niet alomvattend genoeg.

Ten eerste hebben zij geen rekening gehouden met de uitdagingen die volgen uit een infodemie en de massale productie van nepnieuws bij de aanpak van de pandemie. De tweede tekortkoming is dat de strategieën weinig wetenschappelijke communicatie bevatten om het publiek bewust te maken van de manier waarop gezondheidsdeskundigen beslissingen nemen en het publiek adviseren over haar veiligheid.

Om al deze redenen moeten de Verenigde Naties en de rest van de internationale gemeenschap realistisch zijn en de 2030-agenda voor ontwikkeling herzien door de tijdlijn te verschuiven van 2030 naar 2050. Sommige regionale organisaties, zoals de Afrikaanse Unie, hebben de datum voor de verwezenlijking van hun ontwikkelingsdoelstellingen al vastgesteld op 2063.

De sdg’s moeten prioriteit krijgen met sdg1 (het uitbannen van extreme armoede) als belangrijkste doelstelling voor de komende tien jaar. Het uitbannen van extreme armoede zal waarschijnlijk gevolgen hebben voor andere sdg’s, met name sdg’s 2,3,4,5 en 6.

De inspanningen om extreme armoede uit te roeien mogen niet gebaseerd zijn op slogans, maar moeten door regeringen, financieringsinstellingen, donoren en filantropen worden gezien als de beste kans om de mensheid te redden. De intellectuele fouten en beleidsvoorschriften die aan lage- en middeninkomenslanden worden opgelegd en die hen verder in de afgrond van onderontwikkeling storten, moeten vermeden worden.

Door het tijdschema voor de verwezenlijking van de sdg’s op 2050 te stellen, zal er voldoende tijd zijn om de tot dusver geboekte vooruitgang opnieuw te evalueren, de doelstellingen aan te vullen en het verloren terrein door de verwoestende impact van COVID-19 terug te winnen. Het zal de wereldgemeenschap ook voldoende tijd geven een strategie uit te stippelen over hoe moet worden omgegaan met de mogelijke verdere opkomst van rechtse, populistische en nationalistische regeringen die beperkingen kunnen opleggen aan de sdg’s door hun minachting voor multilateralisme.

Daarnaast moeten er ook van tevoren plannen worden gemaakt om de schade te beperken: de schade van eventuele volgende rampen, die de verwezenlijking van de sdg’s zouden kunnen schaden.

(bron – Mondiaal nieuws BE, april 2021 Jan Servaes)

Hoe impactgericht werken goede doelenorganisaties eigenlijk ?

Het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) stelt ieder jaar aan alle Erkende Goede Doelen reflectievragen. In 2019 ging dat over impact, wat resulteerde in de publicatie ‘Een Vuist voor Impact’, met vijf vragen om impactmanagement te beoordelen. In samenwerking met Impact Centre Erasmus  zette voor de toezichthouder de belangrijkste uitdagingen op het gebied van impactmanagement op een rijtje.

Een Vuist voor Impact

Een Vuist voor Impact gaat over de vraag ‘hoe impactgericht goede doelenorganisaties eigenlijk werken’. De hoofdvraag die daarbij gesteld wordt luidt: ‘doe je als organisatie de goede dingen?’ Doel van de publicatie is aanzet geven tot zelfreflectie en verdere actie. Het rapport is een verslaggeving van onderzoek naar impact onder de leden van het CBF met handige tips en adviezen van het Impact Centre Erasmus met verwijzingen naar meer verdieping. Dat alles bondig samengebracht in ‘een handvol vragen, die, met een sluitend antwoord op alle vragen, een vuist vormen; een vuist met impact’.

Vraag 1: Waarom doe ik wat ik doe?
Het rapport stelt dat goede doelenorganisaties aan een bepaald maatschappelijk vraagstuk werken en daaraan een waardevolle bijdrage willen leveren. Daarbij hopen de organisaties dat hun activiteiten bijdragen aan een bepaalde verbetering. Het rapport toont daarvoor een handig model aan de hand van de verandertheorie: ‘de denkstappen die gemaakt moeten worden van activiteiten naar de uiteindelijk beoogde verbetering’. Het CBF wijst daarbij de weg via input naar activiteiten naar outputoutcome en impact. De verandertheorie zou uiteindelijk antwoord moeten geven op de vraag: waarom doe ik wat ik doe?

Vraag 2: Hoe weet ik dat wat ik doe ook werkt?
Bij de tweede vraag draait het om de aannames die gedaan worden tijdens het analyseren van de verandertheorie en het vervolgens kritisch onderzoeken van die aannames. Volgens het CBF doet een betrouwbaar verhaal het goed in fondsenwerving, maar vraagt de gever steeds meer om een bewezen aanpak. CBF: ‘Door aannames expliciet te maken en te onderzoeken kunnen aantoonbare resultaten gevonden worden. Maar pas op voor ‘grote stappen, snel thuis’. Maak de denkstappen niet te groot en besteed aandacht aan de tussenstappen. Aannames laten zien namelijk zien waar de risico’s en onzekerheden zitten.’

Vraag 3: Is dit het beste wat ik kan doen?
Er is nooit één manier om verandering teweeg te brengen; er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden. Het CBF kaart bij deze vraag aan dat het verleidelijk kan zijn voor organisaties om te kiezen voor een welbekende, vaak toegepaste aanpak. Om dat te voorkomen staan er in het rapport een paar kritische vragen: ‘Op basis waarvan kies je wat je gaat doen? Zijn er verschillende oplossingen overwogen? Wat zou hier het beste werken? En ben jij als organisatie degene die dat het beste kan?’ Om verschillende oplossingen af te wegen biedt het CBF een handig ezelsbruggetje, een ABC: Alternatief – Behoefte – Context. De vraag die je je als organisatie kan stellen, luidt: is deze aanpak het beste alternatief, gezien de behoefte en de context? Om van daaruit te bepalen welke rol het beste bij de organisatie past.

Regel 4: Wat is het effect dat ik zie?
‘Impact gaat over het langetermijneffect van activiteiten.’ Het CBF wijst daarbij op het belang van een nulmeting, een controlegroep en bovenal geduld. Daarbij maakt het CBF een verschil tussen impact weten en impact meten benoemd. De toezichthouder hecht er meer belang aan dat organisaties hun impact kritisch bekijken dan dat er wordt aangetoond hoeveel impact er precies wordt gemaakt. Het gaat hier dus om zelfreflectie: het CBF stimuleert organisaties zo om na te denken over wat meer en wat minder effectief is.

Regel 5: Wat draag ik bij aan een betere wereld?

Met de laatste vraag maakt het rapport ‘de cirkel weer rond naar het ideaal dat een organisatie wil verwezenlijken’. Hierbij gaat het om ‘de gezamenlijke impact van de sector te verantwoorden’. De definitie van een betere wereld is op wereldschaal afgestemd binnen de Verenigde Naties in de zeventien Sustainable Development Goals (SDG’s). Het CBF moedigt de sector aan om aansluiting te zoeken binnen het grootste deel van deze SDG’s. ‘Wie bijdraagt aan een betere wereld moet toch kunnen aangeven op welk vlak hij dan verschil maakt’, stelt het CBF.  ‘Alle goeded oelenorganisaties, als verwenzelijkers van een betere wereld, zouden moeten nagaan hoe hun impactverhaal aansluit op de SDG’s.’

(bron- De Dikke Blauwe – maart 2021)

Bron: CBF
Download hier het volledige rapport “Een vuist voor impact”