De maatschappelijke uitdaging centraal

Op 25 september spreekt Hamit Karakus, directeur van Platform31, tijdens het Social Enterprise Overheidscongres, hét jaarlijkse congres over de samenwerking tussen sociale ondernemingen en (lokale) overheden. Karakus vertelt wat een netwerkorganisatie als Platform31 kan betekenen om gemeenten en sociale ondernemingen dichter bij elkaar te brengen.
Hoe ziet u de rol van Platform31 als het gaat om sociaal ondernemen?“Het aantal sociaal ondernemers groeit, en daarmee ook de impact die ze realiseren én de economische bedrijvigheid. Die impact kan gericht zijn op een inclusieve arbeidsmarkt, betere zorg, minder armoede of een circulaire voedselvoorziening. Wij zien kansen voor lokale overheden, om nieuwe banen te creëren of duurzaamheidsambities te realiseren. Gemeenten uit ons netwerk spelen een belangrijke rol in het bouwen van een ecosysteem voor sociaal ondernemerschap maar hebben wel handvatten nodig. We organiseren regelmatig bijeenkomsten waarin we instrumenten voor gemeenten uitlichten, resultaten delen en houden actualiteiten bij in ons kennisdossier sociaal ondernemerschap.”

“Platform31 werkt dagelijks in nauwe samenwerking met onze netwerkpartners aan de uitdagingen van stad en regio. Daarin vinden we het belangrijk dat overheden óók de bijdrage van sociale ondernemingen kennen en met deze ondernemers maatschappelijke vraagstukken het hoofd bieden. Het benutten van elkaars kennis en netwerk heeft grote voordelen. Beiden kunnen veel van elkaar leren, juist omdat ze vanuit verschillende invalshoeken naar stedelijke en regionale vraagstukken kijken. Het Social Enterprise Overheidscongres biedt een podium voor beleidsmakers en sociaal ondernemers uit binnen- en buitenland en biedt volop de gelegenheid om ervaringen uit te wisselen. Het samenbrengen van verschillende partners zit in ons DNA. Voor ons is het daarom logisch om mee te werken aan dit congres.”

Het thema van het congres is ‘de maatschappelijke uitdaging centraal’. Op welke maatschappelijke uitdaging kunnen sociaal ondernemers volgens u het verschil maken?

“Op tal van maatschappelijke uitdagingen kunnen sociaal ondernemers het verschil maken. Wat sociaal ondernemers interessant maakt, is dat ze vaak innovatief zijn en de randen opzoeken van institutionele kaders en die legitimeren door zowel maatschappelijk resultaat te boeken als financieel duurzaam te zijn. Het mooie aan het werk van veel sociaal ondernemers vind ik dat zij bijdragen aan de Sustainable Development Goals. Sociaal ondernemers weten hoe zij de stad mooier en groen maken, hoe ze statushouders kunnen helpen met inburgeren of hoe ze banen kunnen scheppen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd blijven overheden ‘eigenaar’ van de publieke taak en zullen ze een vorm moeten vinden waarin ze optimaal kunnen samenwerken met sociaal ondernemers.”

Het congres draait om ontmoeten en delen van expertise. Wie wilt u op het congres ontmoeten?“Het lijkt mij vooral mooi om getuige te zijn van ontmoetingen tussen sociale ondernemingen en gemeenten. Voor Platform31 is het belangrijk om de kennis die tijdens het congres wordt uitgewisseld mee terug te nemen naar onze organisatie. Ik laat me graag inspireren door ondernemers met een onconventionele aanpak en hoop meer te leren over de samenwerking tussen de overheid en sociale ondernemingen. Waar loopt het stroef en vooral, wat kan er beter? En ik ben benieuwd naar de lessen uit Schotland. De knelpunten die tijdens deze dag boven water komen of de verdieping die op sommige vraagstukken nodig is, kan Platform31 samen met onze partners oppakken.”

(bron; platform 31 )

Helpt een eigen naam, de BV-m, een bedrijf met missie?

Soep van afgedankte uien verkopen. Of voor een onderneming met zo’n maatschappelijk doel een eigen rechtsvorm nodig is, de bv-m, onderzoekt het kabinet. Waar lopen zulke bedrijven, voor wie geld bijzaak is, tegenaan?

Pizzeria’s, broodjeszaken en friettenten: de horecazaken in de vertrekhal van vliegveld Schiphol doen rond lunchtijd –middenin de vakantieperiode– goede zaken. Bepakte en bezakte reizigers pauzeren er even. Ook de kleine lunchroom van Soup & Bakery heeft aan klanten geen gebrek. De ene klant koopt vlug een tosti om die onderweg te verorberen, de andere neemt aan een tafeltje de tijd voor een beker soep.

De wetenschap dat de tomaten, wortels en uien gered zijn van de vuilnisbak, doet de pittige groentesoep extra goed smaken. Alle soepen van Soup & Bakery zijn gemaakt van voedsel dat is afgeschreven. Er is niets mis met misvormde of overgeschoten groente, stelt De Verspillingsfabriek, die samen met HMS Host en Amsterdam Airport Schiphol de lunchroom runt. Jaarlijks gooien Nederlanders minstens 5 miljard euro weg aan voedsel, vermeldt de website. Daarom is verspilling van voedsel tegengaan de „droom” van de organisatie.

Overschot van boeren, telers, tuinders, veilingen of reststromen van bijvoorbeeld professionele versnijders zijn welkom. Wanneer er een teveel aan groente en dergelijk op de markt komt, daalt de prijs soms flink. Groenten krijgen dan bijvoorbeeld de bestemming veevoer. De fabriek neemt ook af van telers die hun producten niet kwijt kunnen aan de supermarkt als groenten een formaat en vorm hebben die afwijken van wat er is afgesproken.

Met de afdankertjes weet de fabriek wel raad: het maakt er behalve soepen ook sauzen van. Dat doet De Verspillingsfabriek door de producten te steriliseren en pasteuriseren. De soepen krijgen een hittebehandeling waardoor (ziekteverwekkende) micro-organismen (bacteriën, gisten, schimmels) doodgaan, vertelt Bob Hutten, directeur van Hutten, de eigenaar van De Verspillingsfabriek. Het product wordt zo langer houdbaar. „Wij bereiden de soepen en sauzen koud, waarna we ze eenmalig verhitten met een steriliseerproces. Zo weten we de kwaliteit gelijk te houden aan de koelverse (gepasteuriseerde) soepen en sauzen. Onze gesteriliseerde soepen doen qua smaak dus niets onder voor een koelverse variant.”

Bij De Verspillingsfabriek heeft een aanzienlijk deel van de medewerkers een zogeheten afstand tot de arbeidsmarkt. Denken in mogelijkheden (wat kan iemand wel?) zet de fabriek daarbij voorop. Want talenten laten liggen, is ook verspilling.

Andere taal

Het aantal sociale ondernemingen zoals De Verspillingsfabriek groeit. Maar ze hebben veel uit te leggen bij banken en overheid, zegt de ChristenUnie (CU). Die partij kwam met het idee voor de nieuwe rechtsvorm bv-m. De m staat voor ”maatschappelijk.” Firma’s met een maatschappelijk doel kijken namelijk anders naar winst of rendement. En omdat bijvoorbeeld een stichting geen eigenaarschap kent, zou het lastig zijn om een lening te krijgen voor een investering. Waar loopt De Verspillingsfabriek tegenaan?

„Onbegrip, onzekerheid en een andere taal”, zegt Hutten. „Het is voor instituties, maar ook voor bedrijven, echt heel anders denken. Waarde zien wij anders. Niet alleen in geld uitgedrukt, maar ook in sociaal-maatschappelijke, ecologische en culturele opbrengsten. We zien onszelf als voorloper van het ontwikkelen van een nieuwe, bredere definitie van economie. Dit is voor veel financieel denkende mensen erg abstract. Wij denken echter dat de wereld hier mooier van wordt, mensen er gelukkiger van worden en dat hun welzijn hier uiteindelijk op vooruitgaat. Veel belangrijker is dat dan het plat najagen van meer welvaart.”

Maar ook binnen het bedrijf heeft de maatschappelijk gedreven ondernemer wat uit te leggen. „In het huidige economische klimaat is het erg moeilijk om ons financiële rendement te verhogen. Uiteraard is het voor de groei, duurzaamheid en innovatiekracht van ons bedrijf ook heel belangrijk om een gezond rendement te halen.”

Hutten vervolgt: „In het huidige fiscale stelsel word je min of meer gestraft als je je nek uitsteekt. Je bent aan dezelfde regels gebonden als ieder ander bedrijf en draagt fiscaal het volle pond af.” Terwijl een sociaal ondernemer een maatschappelijk probleem wil oplossen, zegt hij. „Logischer zou zijn om de mate waarin een bedrijf maatschappelijk impact maakt, te laten bepalen hoeveel belasting het moet betalen.”

Zuinig zijn

Maar waarin verschilt sociaal ondernemen dan van maatschappelijk verantwoord ondernemen? Hutten ziet een verschil tussen verantwoord en verbéterend ondernemen. Dat laatste is het doel van De Verspillingsfabriek. „Maatschappelijke relevantie heeft altijd al in de ondernemerscultuur gezeten van het nu 90 jaar oude bedrijf Hutten. Het is een diep geloof om zuinig te zijn op mens, natuur en cultuur.”

Coöperatie

Is een eigen juridische status voor sociale ondernemingen nodig? Hutten staat niet vooraan om de status aparte van de bv-m in ontvangst te nemen. „Met De Verspillingsfabriek willen we een goed bedrijf neerzetten. Dat doen we nu zelf, binnen de huidige wetgeving.” Niettemin ziet hij wel wat in een coöperatie, een samenwerkingsverband. Wel onder de voorwaarde dat onderwijs, overheid en ondernemingen daarin samen de handen ineenslaan. „In het geval van De Verspillingsfabriek betekent dat dat zij samen de filosofie van de fabriek zouden omarmen om gezamenlijk het probleem van verspilling op te lossen. Met ontwikkeling (onderwijs), overheid (subsidie) en ondernemingen (operationeel) zou dan een coöperatie mogelijk worden die financieel zelfstandig kan opereren.”

De Verspillingsfabriek wil in de toekomst fors uitbreiden, zegt Hutten. „Op dit moment verwerken we per jaar zo’n 500.000 kilo aan reststromen. Het aanbod is echter vele malen groter, wel tientallen miljoenen kilo’s. Om die hoeveelheden te kunnen verwerken, willen we binnen vijf jaar de capaciteit van de fabriek vergroot hebben”, zegt Hutten. Door opschaling wordt de prijs ook aantrekkelijk voor supermarktketens, denkt hij. Dat brengt de consumentenmarkt dichterbij. „We kunnen dan ook meer partners aantrekken die willen samenwerken om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt werk te geven.”

Onderzoeker: Effect lastig vast te stellen

„Ik geloof niet in een aparte rechtsvorm voor sociale ondernemingen”, zegt Carly Renou, verbonden aan het Impact Centre Erasmus in Rotterdam. „Het is namelijk niet gemakkelijk vast te stellen –als het al mogelijk is– wat de beste manier is om maatschappelijke doelen na te streven. En wanneer een onderneming dit wel of niet voldoende doet.” Daarnaast is het niet zo zwart-wit vast te stellen of een bedrijf een sociale onderneming is: de verhouding van het nastreven van maatschappelijk en financieel rendement verschilt van onderneming tot onderneming.

Ter illustratie noemt Renou een denkbeeldig bedrijf met duizend personeelsleden, waarvan zestig mensen een afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Ze vergelijkt die met een denkbeeldige andere firma, kleiner, die voornamelijk mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in dienst neemt. Als dat ook om zestig personen gaat, is het aantal mensen met een arbeidsbeperking dat aan werk geholpen wordt, op zichzelf bezien evengroot. „Is het ene model per se beter dan het andere? Dat lijkt mij van niet.”

Wat een bijzondere rechtsvorm wel zou kunnen bieden volgens haar: „Meer erkenning, soepelere samenwerking met overheden en andere partijen. Omdat het dan duidelijker is welke doelen de organisatie nastreeft”, aldus Renou.

Gebrek aan kennis en beleid bij overheden in het algemeen, maar vooral bij inkoopprocedures, zit volgens de onderzoekster sociaal ondernemers vaak in de weg. Ze bevestigt dat het krijgen van financiering ook vaak lastig is. „Niet alleen geld van banken, maar bijvoorbeeld ook subsidie om te kunnen groeien, leren of experimenteren.” Een derde belemmering: inzicht krijgen én houden op de geboekte maatschappelijke resultaten is niet eenvoudig. Een heel andere uitdaging is meer intern: „Hoe maak je een keuze tussen zo groot mogelijk worden –en dus iets meer op financiën sturen– en maatschappelijke doelen bereiken? Kies je voor meer winst zodat je sneller groeit en meer bereikt, of kies je voor een zo groot mogelijk effect op doelgroepen binnen je bereik?”

Moeten ook andere niet-commerciële bedrijven zoals kinderopvang als sociale ondernemingen worden beschouwd? „Voor mij is een sociale onderneming niet hetzelfde als een organisatie zonder winstoogmerk. Sociale ondernemingen kunnen prima winst maken. Die winst wordt bijvoorbeeld gebruikt om investeerders terug te betalen en extra activiteiten te ontplooien. Denk aan campagnes, donaties aan doelen, verdere groei van het bedrijf.”

ABN AMRO: Bv-m biedt nauwelijks soelaas

Eric Buckens, directeur van het ABN AMRO Social Impact Fonds, ziet een verschuiving in het denken over sociale ondernemingen. Niet alleen bij banken, maar ook bij andere grote ondernemingen zoals Philips en Danone.

Bij het beoordelen van financieringsaanvragen kijken banken behalve naar de financierbaarheid, steeds vaker ook naar de kosten en opbrengsten van sociale en duurzaamheidsdoelen. Ook ontwikkelen banken al steeds meer mogelijkheden om sociale bedrijven te financieren. Als voorbeelden daarvan noemt hij investeringsfondsen zoals het ABN AMRO Social Impact Fund. „De afgelopen jaren komen sociale ondernemingen steeds vaker met slimme bedrijfsmodellen op de markt”, zegt Buckens. „Veel sociaal gedreven ondernemers hebben een geschikt verdienmodel. Ze zijn zowel in staat om hun sociale doelstellingen te halen als commercieel en financieel succesvol te zijn.”

Volgens Buckens is er behoefte aan herkenbaarheid van sociale ondernemingen en afbakening van het begrip. Maar hij betwijfelt of een eigen rechtvorm noodzakelijk is.

Bovendien zou de bv-m zelfs ook averechts effect kunnen hebben, zegt hij. Criteria kunnen juist ook beperkingen tot effect hebben in de nodige handelingsruimte voor het bedrijf en onnodig papierwerk en bureaucratie.

Over het algemeen liggen belemmeringen voor de ontwikkeling van sociale ondernemingen meer in kennis en denken binnen bedrijven en de cultuur van traditionele marktpartijen. En: „Onbekend maakt onbemind.” Verder zit soms de marktstructuur van een bepaalde sector in de weg. Dat is volgens Buckens te zien in bijvoorbeeld de lastige concurrentiepositie van biologische supermarkten. „Belemmeringen liggen minder in tekortschietende regelgeving of onvoldoende fiscale mogelijkheden.” Buckens ziet wel een oplossing in de Code Sociaal Ondernemen, die momenteel ontwikkeld wordt. „Dat draagt bij aan definiëring en herkenbaarheid, maar heeft niet de beperkingen van een eigen rechtsvorm.”

(bron- Reformatorisch dagblad , Gertina Heger)

Nieuwe organiseerprincipes dragen bij aan duurzaamheidstransitie

Ondernemers kunnen een belangrijke rol spelen bij het vinden van creatieve oplossingen in de duurzaamheidstransitie, mits zij daarbij effectief samenwerken met een veelvoud aan stakeholders binnen zogenoemde business- en maatschappelijke ‘ecosystemen’. Dat blijkt uit promotieonderzoek van Monique de Ritter aan de Rijksuniversiteit Groningen.

De Ritter promoveert op haar onderzoek naar ‘Mission-driven Entrepreneurship in Ecosystems for Sustainable Systems Change’, oftewel missie-gedreven ondernemerschap in ecosystemen voor duurzame systeemverandering.

Veel gangbare organiseerprincipes, zoals hiërarchie en strikte functieverdeling passen echter niet goed bij huidige maatschappelijke vraagstukken. Vanuit deze veronderstelling heeft Monique de Ritter een vijflagenmodel ontwikkeld, gebaseerd op de principes van systeemdenken. In haar proefschrift is er speciale aandacht voor het mesoniveau (het ecosysteem). Dat is de onmisbare schakel die het microniveau (individuele missie-gedreven ondernemers) en het macroniveau (duurzame systeemverandering) met elkaar verbindt. Missie-gedreven ondernemers zijn inspirerende ‘change agents’ in het systeem, waarbij hun onderneming het vehikel voor verandering is.

Voor grootschaliger systeemverandering naar een duurzamer economie is het nodig samen te werken in ecosystemen. Het idee hierbij is dat er een vergaande samenwerking ontstaat tussen uiteenlopende organisaties, zowel uit de private als de publieke sector, zowel grote bedrijven en kleinere ondernemers. Deze organisaties overschrijden daarmee de grenzen van de traditionele industrieën en zijn in plaats daarvan georganiseerd rondom een specifiek vraagstuk of thema.

Diversiteit en grensoverschrijdend samenwerken

Het samenwerken in ecosystemen is gebaseerd op andere organiseerprincipes. Een belangrijk principe is de verschuiving van onderlinge competitie en hiërarchie naar grensoverschrijdende samenwerking. Die moet niet alleen plaatsvinden met partijen die vergelijkbaar of gelijkgestemd zijn, maar juist met een grote diversiteit aan partijen, groot en klein, publiek en privaat. Het is belangrijk een duidelijke ecosysteembouwer/ontwerper te hebben die een voortrekkersrol vervult en die andere partijen bij het proces betrekt.

Daarnaast moet er een gemeenschappelijke en overtuigende visie zijn, die de partijen met elkaar verbindt om gezamenlijk actie te ondernemen. Ook is het belangrijk bij het werken in netwerken dat de ‘structuren’ van samenwerking flexibel zijn en kunnen wisselen tijdens het proces, in tegenstelling tot de meer vaste rolverdeling in traditionele organisaties.

De Ritter heeft voor haar onderzoek missie-gedreven ondernemers geïnterviewd en daarnaast georganiseerde netwerken en ecosystemen bestudeerd, zoals Powered by MeaningSocial Impact Factory en Holland Circular Hotspot. Uit haar onderzoek blijkt dat ecosystemen de bouwstenen vormen voor een nieuwe ondernemende economie. Het samenwerken in ecosystemen is gebaseerd op andere organiseerprincipes.

(bron:CM, augustus 2019)

Brabant Outcomes Fund van start

Vier ondernemers en drie investeerders gaan zich de komende jaren inzetten voor een inclusievere samenleving in Brabant. Met de ondertekening van een contract traden zij toe tot het Brabant Outcomes Fund. Het zijn CTalents, Fladderfarm Mobiel, Refugee Team en Stichting Sarban de Toekomst.

Ook de investeerders Oranje Fonds, Stichting DOEN en de Rabo Foundation committeerden zich door ondertekening van het contract. Voor de Brabantse pilot is een miljoen euro beschikbaar.

De provincie Noord-Brabant is de eerste Nederlandse overheid met een Outcomes Fund, een fonds waarbij investeerders hun investering terug kunnen verdienen als zij samen met de ondernemers bijdragen aan het behalen van maatschappelijk resultaat. De vier ondernemers zijn in een intensief traject geselecteerd.

Gedeputeerde Marianne van der Sloot: “Steeds meer zijn ook private partners op zoek naar het vergroten van impact. Deze drie investeerders voegen vandaag de daad bij het woord, het gaat hen om meer dan alleen het terugverdieneffect. Fantastisch dat Oranje Fonds, Stichting DOEN en Rabo Foundation deze droom met ons delen en daarvoor aan de lat willen gaan staan.”

Risico 
Van der Sloot: “De basis van ons fonds is resultaatfinanciering. Daarbij is een maatschappelijk vraagstuk het uitgangspunt, waarbij niet alleen financieel succes of besparing wordt gewaardeerd, maar juist ook maatschappelijke impact en duurzame resultaten. Het fonds keert alleen uit bij daadwerkelijk behaald resultaat. Dat betekent dus ook dat het risico feitelijk bij de investeerders ligt, en dat zij zelf invloed hebben op hun resultaat. Ze zijn bereid hun nek uit te steken, en de ondernemingen te begeleiden en coachen bij het behalen van maatschappelijke impact.”

Een groeiend aantal sociaal ondernemers is bezig met de Betekeniseconomie: een economie waarbij het creëren van maatschappelijke waarde en gewetensvol handelen centraal staat. Dat gebeurt met een financieel rendabele onderneming, waarbij oplossingen worden gevonden op het snijvlak van publieke en private taken. Social Finance NL en Social Impact Factory ondersteunden de provincie in de zoektocht naar een goed instrument om hier vorm aan te geven.

Maatschappelijke impact 
De werking van het BOF is gebaseerd op het financieringsmodel van de social impact bonds (SIB’s): publiek-private resultaatfinanciering. Een SIB is een contract waarbij private investeerders investeren in een aanpak van sociaal ondernemers, zoals het begeleiden van statushouders naar werk. Op die wijze helpen zij bij het vergroten van de maatschappelijke impact. Als de resultaten zijn bereikt, betaalt de overheid de investeerders terug met rendement.

Het gaat hier nadrukkelijk niet om het privatiseren van maatschappelijke vraagstukken, maar om een publiek-private samenwerking waarbij geld wordt ingezet om maatschappelijk rendement te behalen voor mensen in een kwetsbare positie. In dit partnership blijft de provincie de regisseur, door het bepalen van de te halen doelen, de te bereiken doelgroep en de manier waarop gemeten wordt. Dit gebeurt altijd in overleg en samenwerking met de andere partijen.

(bron :Breda Nieuws.nl)

Hoe Social Enterprises hun impact vergroten op de Duitse markt

Nederlandse impact-ondernemers weten de weg naar Duitsland te vinden, schrijft Willemijn Verloop. Zo maken zij hun chocola, ijs, zeep en spijkerbroeken groot bij de oosterburen.

’De bierdrinkers kiezen al bewust voor groen en sociaal, de wijndrinkers moeten nog volgen.’’ Volgens Bert van Son, oprichter van het circulaire spijkerbroekenmerk MUD Jeans, was de stap naar Duitsland een logische keuze.

Bij de Duitse consument staan morele waarden en duurzaamheid hoog in het vaandel, waardoor ze wel wat extra euro’s over hebben voor een duurzaam product. De Nederlandse consument daarentegen stelt helaas nog vaak het prijskaartje van het product voorop. Een rondje langs Nederlandse sociaal ondernemers die recent zaken zijn gaan doen met de bewuste bierdrinkers toont een vergelijkbare trend.

De grensoverschrijders

Naast MUD Jeans maken steeds meer sociaal ondernemers de stap richting Duitsland om de afzetmarkt te vergroten. Het team bij Social Enterprise NL, de netwerkorganisatie en aanjager van de groeiende beweging van sociaal ondernemers in Nederland, zag het afgelopen jaar een flinke toename in het aantal ondernemers dat de Duitse markt betreedt.

Bijvoorbeeld SeepjeChocolatemakersNICE en Yumeko hebben recent die stap gezet. Niet alleen vanwege de bewuste vraag van de Duitse consument, maar ook simpelweg omdat ze als ondernemers de grens van de afzetmarkt in Nederland vrij snel bereikten.

Op iedere hoek een bio winkel

Door de groeiende vraag van de Duitse consument is de afzetmarkt voor biologische producten in Duitsland groot.

Elisabeth Weerman, mede-oprichter van biologisch fruitijsjes merk NICE vertelt: ‘’In Duitsland vind je op iedere hoek van de straat wel een bio-winkel”. Ook zijn er veel grote biologische supermarktketens waarmee je als ondernemer kan samenwerken. Zo liggen zowel Seepje als NICE in de schappen van de 130 filialen van Alnatura Super Natur Markt.

Hoe ze daar zijn gekomen? Jasper Gabrielse van Seepje, een social enterprise die natuurlijke was- en reinigingsproducten van vruchtenschillen uit Nepal maakt, stuurde als eerste stap gewoon een berichtje via LinkedIn naar een contactpersoon bij Alnatura.

De beurs op

Voor NICE begon het Duitse avontuur met een treinreis en koelboxen gevuld met ijsjes richting Berlijn. De ondernemers geven aan dat je product verkopen in de grote steden als Berlijn, Frankfurt en Düsseldorf een stuk makkelijker is dan in bijvoorbeeld Oost-Duitsland om te beginnen.

Weerman: “Bezoek de winkels om inzicht te krijgen in het aanbod, regel van tevoren afspraken en laat mensen vooral kennismaken met je product.’’ Volgens Weerman is Duitsland ook een echt beurzenland. Veel eerste samenwerkingspartners haalden zij binnen via de beurs Bio-Süd. Vervolgens kregen ze via hen de kans om met hun stand op exclusievere beurzen te staan en daar weer nieuwe klanten aan te trekken. Die beursroute zien we bij veel bij Social Enterprise NL aangesloten ondernemers.

Een vliegende (fietsende) start

Ook Chocolatemakers laat ons zien dat Duitsland binnen handbereik is. Onlangs reden honderddertig Duitse fietsfanaten 18.000 repen chocolade van Chocolatemakers naar Duitsland om te bezorgen bij Duitse winkeliers.

Een fietsende start richting Duitsland van oprichters Enver Loke en Rodney Nikkels, die met Chocolatemakers een volledig duurzame alternatieve cacaoketen willen realiseren voor betere chocolade en een betere wereld. Volgens Enver is het simpelweg van belang om de tijd te nemen: ‘’Praat of leer Duits, begin klein en ken de markt.’’ Het klinkt eigenlijk allemaal zo logisch.

Kritische vragen

Wat zit er precies in het product? Waarvan is de verpakking gemaakt? Hoe is het product getransporteerd? De vragen vliegen de ondernemers om de oren. De Duitse consument is namelijk bereid meer te betalen, maar ook een stuk kritischer. Je moet in Duitsland nóg meer communiceren over de totstandkoming van je product of dienst dan in Nederland.

Waar en hoe beantwoord je al deze vragen? Volgens de koplopers formeler en op andere communicatiekanalen dan in Nederland: focus je minder op Facebook en LinkedIn, vertel je verhaal op Instagram, vogel Xing (een populair zakelijk netwerk in Duitsland) uit en houd rekening met meer formaliteit in de communicatie.

Regels, regels, regels

Uiteraard zijn de regels en procedures in Duitsland streng en weer anders dan in Nederland. De bierdrinkers vermijden graag onzekerheid en Duitse bedrijven leggen dan ook graag alle gemaakte afspraken tot in de puntjes vast.

Bij de overstap naar Duitsland kreeg Seepje hulp van de Duits Nederlandse Handelskamer (DNHK) en MUD Jeans van de Rijksdienst Ondernemend Nederland. Ook NSBO’s, Netherlands Business Support Officies (NSBO’s) in Duitsland helpen ondernemers onder andere op het gebied van regelgeving en subsidies verder.

Vertrouwensband

Tot slot een veelvoorkomende, maar relevante tip: ga zelf de grens over, neem een Duitse agent aan of iemand binnen je team die zich op Duitsland focust. Leg het niet in handen van een distributeur, want een goede vertrouwensband is van groot belang wanneer je de stap over de grens richting Duitsland zet.

(Bron : Sprout – juni 2019 )

Social Impact Bonds viert vijfjarig jubileum – terugblikken en vooruit kijken

Nederland is wereldwijd een van de koplopers op het gebied van Social Impact Bonds (SIBs). Vijf jaar geleden werd deze vernieuwende manier om maatschappelijke problemen aan te pakken vanuit het Verenigd Koninkrijk naar ons land gehaald. De eerste SIB van Nederland werd in Rotterdam gelanceerd, daarna volgden er nog tien.

Bij een Social Impact Bond voorzien (maatschappelijke) investeerders (zoals het Oranje Fonds) een sociaal initiatief van werkkapitaal om een maatschappelijk probleem te bestrijden. Op basis van de uitkomsten van het initiatief, wordt de investeerder uitbetaald door de overheid. Een SIB is dus een partnership tussen een of meerder overheidspartijen, uitvoerders en investeerders. Tijdens een jubileumdiner in het Rotterdamse Stadhuis op 8 april 2019 werd, samen met de grondlegger van de SIB, sir Ronald Cohen, teruggeblikt op de afgelopen vijf jaar en gekeken naar de toekomst. Ook werd aan staatssecretaris Van Ark door Social Finance NL een rapport gepresenteerd met de belangrijkste conclusies en resultaten van vijf jaar Social Impact Bonds in Nederland.

Hoe werkt een social impact bond?

Om een maatschappelijke uitdaging aan te pakken wordt allereerst een contract gesloten tussen drie partijen: overheid, sociaal ondernemer en investeerders. Hierin zegt de overheid toe een bepaald rendement te bieden voor een vooraf gedefinieerd gunstig resultaat met sociale impact. Op basis van het contract haalt de intermediair vooraf geld op bij investeerders. De sociaal ondernemer ontvangt het benodigde werkkapitaal om het gespecificeerde resultaat te kunnen bewerkstellingen en gaat aan de slag. Uiteindelijke bepaalt een onafhankelijke evaluator in welke mate de vooraf gedefinieerde resultaten zijn bereikt. De overheid betaalt op basis daarvan via de intermediair de investeerders uit.

Een van de voordelen van SIB’s is dat overheden kunnen investeren in maatschappelijke projecten zonder zelf het financiële risico te dragen. Private investeerders kunnen investeren met de kans op financieel rendement. Social Finance NL speelt hierin ook een rol; zij adviseert bij de ontwikkeling van de SIBs en resultatenfondsen (een fonds, gevuld door overheden of filantropen waaruit meerdere maatschappelijke initiatieven worden gefinancierd), en helpt sociaal ondernemers hun impact inzichtelijk te maken met een kosten-batenanalyse.

Sir Ronald Cohen

Speciaal voor de gelegenheid was sir Ronald Cohen, voorzitter van de Global Steering Group for Impact Investing, een van de leiders van de mondiale impactinvestingsector én grondlegger van SIB’s, naar Nederland gekomen. Overdag was hij in gesprek met staatssecretaris van Ark en minister van Financiën Wopke Hoekstra over hoe SIB’s de manier waarop de Britse overheid maatschappelijke vraagstukken oplost, heeft veranderd en hoe dit ook in Nederland gerealiseerd kan worden. Tijdens het diner is sir Cohen keynotespeaker. Samen met onder anderen gedeputeerden, de drie grootbanken, de Rotterdamse wethouder Richard Moti, een van de oprichters van Social Finance NL Ruben Koekoek en Leo van Loon, oprichter en bestuurder van Buzinezzclub Rotterdam en SIB’s Rotterdam, wordt teruggekeken op vijf jaar Social Impact Bonds. De balans wordt opgemaakt, plannen worden gemaakt.

Sir Cohen opent de avond met te zeggen dat hij er trots op is dit bijzondere jubileum te mogen vieren, samen met de pioniers op het gebied van de Nederlandse SIB’s. ‘Nederland is het derde SIB-land en Rotterdam kent zijn problemen met werkeloosheid en immigranten. Dat hier de eerste SIB werd opgezet, is dan ook niet verwonderlijk. Maar we zien dat we overal ter wereld te maken hebben met armoede en de gevolgen daarvan. De armen worden armer, de rijken rijker en de overheid heeft daar tot nu toe niet veel aan kunnen veranderen. We zien ook dat filantropen al een eeuw lang proberen iets aan dit probleem te doen en dat ze hun werkwijze willen professionaliseren. Maar het probleem van deze groep is dat ze noch het geld, noch de middelen hebben. Ze hebben geld van investeerders nodig. Een Social Investers Bank en Social Finance was de oplossing, geïntroduceerd in 2007.

Als we sociale issues willen aanpakken, dan moeten we geld van investeerders linken aan goede doelen. Een innovatieve oplossing.

Dat het jubileumdiner werd gehouden in Rotterdam is niet voor niets; de eerste SIB in Nederland werd in de havenstad op 19 december 2013 ondertekend. Hier investeerden Start Foundation en ABN AMRO samen 1.050.000 euro in de Buzinezzclub. Deze organisatie streeft ernaar jonge Rotterdammers met een uitkering aan een baan, opleiding of eigen onderneming te helpen. En dat was hard nodig: in 2013 liet Rotterdam een van de hoogste percentages werkloosheid zien; maar liefst 13 procent. Onder jongeren tussen de 18 en 27 jaar was dit percentage nog hoger. Om deze situatie aan te pakken tekende de gemeente een SIB-contract voor de duur van 2013 tot 2017 met investeerders ABN AMRO Social Impact Fund en Start Foundation en met dienstverlener de Buzinezzclub.

Oprichter en bestuurder Leo van Loon is een van de sprekers deze avond en is trots op het behaalde resultaat met de SIB: ‘Maar liefst 72 procent van de deelnemende jongeren is de uitkering uit. We kwamen hier in Rotterdam jongeren tegen die vast hadden gezeten, van school waren gegaan. Maar ze hadden wel dromen. Ze wilden een bedrijf opstarten, maar wisten niet hoe. 240 jongeren hebben we een intensief traject laten doorlopen, met groepstrainingen, workshops en stages. Ze konden gebruikmaken van een uitgebreid netwerk, kregen persoonlijke coaching van professionals uit het werkveld en werden ook na hun tijd bij de Buzinezzclub nog een jaar begeleid. Natuurlijk ben ik ook trots op de jongeren zelf, zij hebben de sprongen gemaakt. Niet alleen omdat ze een plekje in de maatschappij hebben gevonden, maar ook door de sprong vooruit in hun opleiding; een kwart van de jongeren die terug naar school ging, stroomde via een zijroute het hbo in.

‘Is there life after the SIB? Bij ons wel, je bent member voor het leven. Er zijn terugkomdagen en events. Wie terugvalt, gaat opnieuw het traject in. Maar dan beginnen we bij stap 8 in plaats van stap 1. We zien onszelf als carrièrecoach voor de onderkant van de samenleving. Het is fantastisch om te zien dat de SIB zich in ons geval heeft bewezen; er was een significante afname van het aantal uitkeringsdagen en na afronding van het project ontvingen de investeerders 12 procent jaarlijks rendement.’

Oranje Fonds

Anne Maljers van het Oranje Fonds is ook een van de aanwezigen deze avond. ‘Wij moesten als goededoelenfonds wel even goed nadenken of we mee wilden doen. Maar we zagen dat een hele nieuwe groep ondernemers opstond die de sociale problemen wilden aanpakken; de sociale ondernemers. Een andere manier van werken vraagt om een andere manier van financiering. Die ondernemer komt vragen of je in zijn onderneming gelooft, en of je iets wilt bijdragen in de investering. Wij geven normaal gesproken ons geld weg en willen resultaten terugzien, geen geld. Toch vonden we dit een goed idee. De overheid financiert een hoop niet, dus om als Oranje Fonds een deal te sluiten met de overheid is een goede overweging. En ons vermogen kunnen we goed laten werken voor de te behalen sociale doelstelling als we een stukje van dit eigen vermogen als investeringskapitaal ter beschikking stellen. Derde reden is dat overheden voor preventie geen geld beschikbaar stellen. Fondsen willen die innovatie wel aangaan en wij willen die preventie wel financieren. Natuurlijk willen we ook graag weten wat dat oplevert hoe je dat meet, zijn we nu met elkaar aan het uitvogelen.

Maijers: ‘Het hogere doel van het Oranje Fonds is om het welzijn van alle inwoners in het Koninkrijk der Nederlanden te bevorderen. Willen we helpen, dan moeten we kijken naar de financieringsinstrumenten die passen bij het vraagstuk. Hebben we met Social Impact Bond hét instrument uitontwikkeld? Ik denk nog niet. We zijn hierover nog veel aan het leren, ook van de UK. Er valt nog een hoop te ontwikkelen. Ik hoop dat we dat met elkaar kunnen blijven doen. Niet uit concurrentieafweging, maar met het hogere doel waar we allemaal naar streven en waar we allemaal achter staan.’

(bron : vakblad fondsenwerving – juni 2019)

Onderzoek helpt sociale ondernemingen met groeiambities

Hogeschool Utrecht, hogeschool Windesheim Flevoland en twintig sociaal ondernemers deden onderzoek naar groeiambities. Veel sociale ondernemingen hebben moeite hun groeiambities te realiseren. Wat zijn de belemmerende factoren? En wat is er aan te doen?  Op die vragen is naar een antwoord gezocht. Vorige week werden de resultaten gepresenteerd.

Belemmeringen

“Een fietsenstalling die betaald werk op maat levert voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt, een creatief bureau dat met ‘drop-outs’ werkt, een constructiebedrijf met gebarentaal als voertaal: allemaal voorbeelden van sociaal ondernemerschap. Balancerend tussen ondernemerschap en maatschappelijke impact hebben deze bedrijven vaak moeite hun groeiambities te realiseren”, zo schrijft Windesheim Flevoland. “In hun onderzoek hebben de HU en Windesheim Flevoland (lectoraat Nieuwe Arbeidsverhoudingen) sociaal ondernemers bevraagd over de ervaren belemmeringen voor groei. Eén probleem bleek goede bemensing: het is lang niet altijd eenvoudig om goede coaches, begeleiders en mensen in staffuncties te vinden. Terwijl deze functies bij een sociale onderneming doorgaans intensief zijn, zijn de arbeidsvoorwaarden vaak niet concurrerend met die van reguliere ondernemingen. Een gevolg hiervan is dat de sociaal ondernemer vaak veel extra werk zelf moet doen”.

Externe belemmeringen

“Er zijn ook externe factoren die de groeiambities van sociale ondernemingen frustreren. Zo is een soepele, laagdrempelige instroom van de doelgroep – via instituties als het UWV en via gemeenten – een voorwaarde voor opschaling”.

In dit rapport worden de belangrijkste bevindingen uit het onderzoek samengevat.

Bron: Windesheim Flevoland

Kabinet verkent haalbaarheid nieuwe rechtsvorm sociale ondernemingen

De ministerraad heeft besloten om de regelgeving en het speelveld voor ondernemingen met sociale of maatschappelijke doelen actief te gaan verbeteren. Staatssecretaris Keijzer van Economische Zaken en Klimaat start daarom met een onderzoek naar de wenselijkheid van de introductie van een nieuwe rechtsvorm voor deze bedrijven.

Sociale ondernemingen zijn van belang voor de maatschappij, omdat zij een rol spelen bij het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken op het terrein van bijvoorbeeld energie en klimaat, zorg, onderwijs en veiligheid in binnen- en buitenland. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat een betere erkenning en herkenning van sociale ondernemingen sociaal ondernemerschap stimuleert.

Staatssecretaris Mona Keijzer (EZK): “Ondernemers, maatschappelijke organisaties, onderzoekers en de politiek vinden allemaal een verdere verkenning van de behoeften van sociale ondernemers en de mogelijkheden voor betere (h)erkenning van deze bedrijven  noodzakelijk. Daarom gaat het kabinet actief aan de slag met dit vraagstuk, omdat dit van belang is voor zowel onze maatschappij als onze economie. Ik betrek hierbij ook het initiatief vanuit de Tweede Kamer om de Code Sociaal Ondernemen wettelijk te verankeren.”

Het kabinet gaat breed aan de slag met de opgave om sociaal ondernemerschap te versterken. Staatssecretaris Keijzer, minister Dekker voor Rechtsbescherming, minister Kaag voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en staatssecretaris Van Ark van Sociale Zaken en Werkgelegenheid werken hierbij samen.

Nieuwe rechtsvorm voor sociale ondernemers verkennen

Sociaal ondernemers kunnen op dit moment voor dezelfde (rechts)vormen kiezen als elke andere ondernemer. Het kabinet gaat de introductie van mogelijk nieuwe varianten, zoals een bv-m, verkennen. Het invoeren van een nieuwe (variant van een) rechtsvorm is een juridisch ingrijpende maatregel, waarvan alle implicaties op dit moment nog onvoldoende kunnen worden overzien waardoor eerst aanvullend onderzoek nodig is.

Initiatiefnota Tweede Kamer wettelijk verankeren Code Sociaal Ondernemen

Het Tweede Kamerlid Bruins (ChristenUnie) heeft in september 2018 een initiatiefnota over dit onderwerp ingediend.  Hierin verzoekt hij het kabinet om naast de introductie van een andere rechtsvorm ook te onderzoeken of de zogenoemde Code Sociale Ondernemingen, op een vergelijkbare wijze wettelijk verankerd kan worden als de Corporate Governance Code.

IGNITE Award zoekt startende sociaal ondernemers in Oost-Nederland

De IGNITE Award is dé prijs, die regionaal sociaal ondernemerschap stimuleert. Deze prijs daagt ondernemers uit om met hun business idee een échte sociale verandering in gang te zetten.

Investering van €100000

Dit jaar staat de schijnwerper op Gelderland en Overijssel. Deelnemers maken kans op professionele begeleiding in het versterken van hun sociale onderneming én een investering van €100.000. Aanmelden kan tot en met 12 juli via IGNITEaward.nl.

Social Startups

Sociaal ondernemers bedenken slimme oplossingen voor maatschappelijke problemen en ondernemen om de wereld om hen heen te verbeteren. Maar om als sociaal ondernemer echt impact te maken, is een gedegen plan nodig waarin sociale en financiële doelen met elkaar in balans zijn. De IGNITE Award zet daar op in en versterkt de impact van social startups door coaching en begeleiding te bieden in een intensief trainingstraject van negen weken.

Goede basis

“Door ons traject stellen wij startende sociaal ondernemers in staat een goede basis te creëren voor hun onderneming. De haalbaarheid van plannen wordt getoetst en we verbinden hen aan ons bredere netwerk van experts. In heel korte tijd zorgen we er voor dat hun ondernemingen versterkt worden.” aldus Leoni Delsink van het Anton Jurgens Fonds, initiatiefnemer van de IGNITE Award.

Ideeën met grote maatschappelijke impact

De IGNITE aanmeldprocedure is eenvoudig: geef antwoord op tien bedrijfsvragen en maak een korte videopitch die uitlegt op welk maatschappelijk probleem de social enterprise zich richt en hoe er een blijvende oplossing wordt geboden voor dit probleem.

“Ook als je al even bezig bent met je sociale onderneming kun je je aanmelden. De grens ligt bij twee jaar actief. Je zit dan nog steeds in een fase waarin je een heleboel dingen moet uitdenken en ons coachingstraject kan je daar zeker bij helpen,” aldus Delsink.

De belangrijkste voorwaarde om mee te kunnen doen aan de IGNITE Award: stel maatschappelijke winst voorop en bereik dit doel op een financieel duurzame manier. De focus van de inzendingen moet liggen op één of meerdere van de volgende sociale impact thema’s: mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, verbeteren van sociale cohesie en eenzaamheid en/of uitsluiting terugdringen.

Selectie en finale

Uit alle aanmeldingen worden begin september de zes meest veelbelovende kandidaten geselecteerd. Onder begeleiding van coaches en trainers werken de finalisten in negen weken aan het versterken van hun businessplannen. Tijdens het slotevent op 7 november bepaalt een vakjury wie de winnaars worden van de IGNITE Award 2019.

Hierbij letten zij op de combinatie van sociale impact en financiële haalbaarheid. Daarnaast maakt de jury een inschatting van de potentie van de onderneming. De 1e prijs bedraagt €100.000 en de 2e prijs € 50.000.

 

ITvitae biedt jongeren met autisme een toekomst

Een bemiddelingsbureau dat zich met succes heeft toegelegd op het bemiddelen van jongeren met autisme is ITvitae; 224 ICT-talenten met hoogfunctionerend autisme die aan de zijlijn stonden, zijn in de afgelopen vijf jaar door ITvitae opgeleid, gecoacht en naar werk bemiddeld bij grote werkgevers en vele MKB-bedrijven.

Afgelopen week was  de NVA Autismeweek 2019. In de NVA Autismeweek 2019 vraagt de Nederlandse Vereniging voor Autisme (NVA) extra aandacht voor de ongeveer 200.000 mensen met autisme in ons land. En die extra aandacht is hard nodig, ook op de arbeidsmarkt. Met die extra aandacht slaagt ITvitae er bijvoorbeeld in getalenteerde jongeren met autisme via een ICT-leertraject naar Werk op te leiden en aan de slag te gaan als ICT-professional. In het deze week verschenen Social Impact Verslag presenteert ITvitae de resultaten en achtergronden van haar werk.

Bovengemiddeld IQ

Het merendeel van de studenten van ITvitae is in het verleden vroegtijdig gestopt met een of meer opleidingen op het hbo of de universiteit of vielen uit op de middelbare school. Ze liepen vast en zien geen mogelijkheid om een opleiding in het reguliere onderwijs succesvol af te ronden. Na vele teleurstellingen en vervlogen toekomstperspectief komen deze kandidaten langere tijd thuis te zitten. Bijna een kwart van alle studenten van ITvitae zat meer dan vijf jaar werkloos thuis. Terwijl zij over een bovengemiddeld IQ beschikken.

Sociale ondernemers

ITvitae is een private sociale onderneming en is gespecialiseerd in het opleiden, coachen en bemiddelen van ICT-talenten met autisme en hoogbegaafden. Dit jaar viert ITvitae haar vijfjarig bestaan. De oprichters Frans de Bie en Peter van Hofweegen konden vijf jaar geleden niet vermoeden dat ITvitae zo’n snelle groei zou doormaken. Frans de Bie, directeur opleidingen ITvitae: “Wij hadden in 2014 geen idee hoe hoog de nood onder deze doelgroep werkelijk is. Ruim 20.000 bijzonder slimme mensen met hoogfunctionerend autisme zitten zonder betaalde baan thuis. Dat het onderwijssysteem niet passend is voor een grote groep leerlingen is voor ons onverteerbaar. Dat is dan ook de reden dat we ITvitae zijn gestart. Wij bieden ICT-talenten met autisme toekomstperspectief en laten hen tot hun recht komen op de arbeidsmarkt.”

Aanmelding jongeren

De Bie: “We zien de afgelopen twee jaar dat onze nieuwe studenten zich op jongere leeftijd bij ons aanmelden. Dat is goed nieuws! Nadat deze kandidaten zijn uitgevallen in het reguliere onderwijs, zitten zij niet eerst jarenlang doelloos thuis. maar vinden zij aansluiting bij onze ICT-Leertrajecten naar Werk. Een andere trend is dat het merendeel van de kandidaten de opleiding zelf financiert met behulp van familie.

Vraag arbeidsmarkt

ITvitae verzorgt een viertal ICT-Leertrajecten naar Werk die zijn ontwikkeld met gerenommeerde ICT-organisaties. Vanuit heel Nederland komen studenten naar Amersfoort om zich te laten opleiden tot Data Science Specialist, Cyber Security Specialist, Software Developer of Software Test Engineer. Deze opleidingsprogramma’s sluiten aan op de actuele vraag op de arbeidsmarkt. Na een zorgvuldige selectie gaan de studenten in kleine groepen aan de slag met hun specialisatie. Er wordt extra aandacht besteed aan communicatie, rapporteren en presenteren. Wil de student slagen voor dit traject dan is het noodzakelijk dat hij/zij voor aanvang relevante ICT-kennis heeft en over de juiste gedrevenheid en passie beschikt. Ruim 90% van de deelnemers rondt het complete leertraject succesvol af en wordt bemiddeld naar werk. Peter van Hofweegen, directeur ITvitae Detachering. “We begeleiden de afgestudeerde student de eerste periode op de nieuwe werkplek. Belangrijk is dat de directe collega’s rekening kunnen houden met zaken waar de kandidaat eventueel moeite mee heeft. Soms zijn er praktische aanpassingen gewenst om rust te creëren. Mijn ervaring is dat de werkgevers hier graag aan meewerken, zodat onze kandidaten nog beter kunnen presteren.”

(bron :flexmarkt, april 2019)