Werkloosheidsprojecten trekken maar weinig private investeerders

Ondanks de groeiende aandacht van lagere overheden, is het aantal private investeringen voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken gering. Dat blijkt uit een inventarisatie van Social Finance, een organisatie die overheden en investeerders bij elkaar probeert te brengen.

Sinds 2013 hebben onder andere ABN Amro, Rabobank, het Oranje Fonds en enkele familiefondsen voor opgeteld €13,9 mln geïnvesteerd in elf zogeheten social impact bonds (SIB’s) Dit zijn prestatiecontracten waarbij investeerders en overheidsinstanties van tevoren doelen vaststellen. De gefinancierde projecten behelzen vooral het begeleiden naar werk van langdurig werklozen, statushouders in de bijstand, ex-gedetineerden, of mensen met een chronische aandoening.

Mede-oprichter Ruben Koekoek van Social Finance erkent hij dat het aantal laag is. ‘Het bevindt zich allemaal nog in de pilotfase. Het is een nieuwe manier van samenwerken en helaas willen veel overheden het wiel opnieuw uitvinden.’

Min of meer gedwongen door een terugtredende landelijke overheid overwegen veel gemeenten en provincies een aantal taken onder te brengen in een SIB. De totstandkoming verloopt traag omdat de uitvoering is verdeeld over verschillende portefeuilles en veel overleg vergt. Investeerders klagen juist over het gebrek aan beschikbare projecten.

Toch is Koekoek tevreden over het resultaat. Zijn organisatie is bij bijna alle SIB’s in Nederland betrokken en is met 200 medewerkers ook actief in het Verenigd Koninkrijk, de Verenigd Staten, India en Israël. ‘Na het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten is Nederland het land met het hoogste aantal SIB’s. Dat is dus boven verwachting.’

Rotterdamse jongeren

Bij een SIB dragen overheden niet zelf het financiële risico. Pas na afloop van een project betalen ze voor de behaalde resultaten. Naast demaatschappelijke winst vormt de besparing, bijvoorbeeld op uitkeringen, het financiële rendement voor de investerende partij.

De eerste SIB is succesvol afgerond met 12% rendement voor de investeerders. Het betreft een project in Rotterdam om jongeren tussen de 18 en 27 aan werk te helpen. In bijna 250 gevallen is dat gelukt. Social Finance constateert daarnaast dat bij acht van de elf SIB’s problemen zijn bij het werven van voldoende deelnemers. Een enkele SIB is vroegtijdig gestopt, één ondernemer is failliet gegaan.

Terugtredende overheid

Het kabinet is verklaard voorstander van SIB’s. Staatssecretaris Tamara van Ark van Sociale Zaken riep onlangs in het FD gemeenten op vaker gebruik te maken van het instrument. ‘Private investeringen zijn een uitstekend middel om problemen in het onderwijs, hulp aan vluchtelingen, schuldproblematiek of hardnekkige werkloosheid op te lossen.’

De eerste SIB’s laten gunstige uitkomsten zien. In de gemeente Veldhoven is met geld van een familiefonds in ruim een jaar tijd bijna de helft van de bijstand ontvangende statushouders aan het werk of bezig met een opleiding. In Enschede loopt een SIB met als doel inwoners met een bijstandsuitkering aan een baan in Duitsland te helpen.

De inzet van SIB’s is niet vrij van kritiek. Het zijn vaak complexe, en voor de samenleving kostbare oplossingen voor een overheid die zijn zaken niet op orde heeft, schreef de Utrechtse hoogleraar social entrepreneurship Harry Hummels onlangs in het FD.

Hummels vindt het desgevraagd ‘moeilijk te zeggen’ of elf SIB’s veel of weinig is. SIB’s zijn volgens hem zeker nuttig als geen alternatieve financiering voorhanden is en er waarde wordt toegevoegd die anders niet zou plaatsvinden. Maar, zo voegt hij eraan toe: ‘In een krappe arbeidsmarkt zou het voor gemeentes toch niet zo moeilijk moeten zijn om op eigen kracht mensen aan het werk te krijgen.’

(bron : financieel dagblad – Rob de Lange )

SER Noord-Nederland adviseert over sociaal ondernemerschap in Groningen

De voorzitter van de Sociaal Economische Raad Noord-Nederland, prof. Jouke van Dijk, heeft afgelopen donderdag de actieagenda ‘Impact ondernemen in Groningen, het andere winstdenken’ aangeboden aan gedeputeerde Eelco Eikenaar van de provincie Groningen.

Dit gebeurde tijdens een themabijeenkomst over sociaal ondernemerschap bij Brouwerij de Prael in Groningen, waar meerdere sprekers inzoomden op dit onderwerp.

Steeds meer ondernemers maken maatschappelijke doelen onderdeel van hun bedrijfsvoering, waardoor mensen met grote afstand tot de arbeidsmarkt meer mogelijkheden krijgen op betaald werk. Omdat deze aanpassing in de bedrijfsvoering vaak niet vanzelfsprekend gaat, komt de SER Noord-Nederland met concrete acties om ondernemen met impact verder te ontwikkelen.

Op de noordelijke arbeidsmarkt is sprake van een grote discrepantie: enerzijds bestaan in verschillende sectoren al enige tijd grote tekorten aan goed opgeleide arbeidskrachten, anderzijds staan nog veel mensen aan de kant vanwege een te laag opleidingsniveau en/of een beperking.

Actiepunten SER Noord-Nederland

Met dit vraagstuk heeft de SER Noord-Nederland zich de afgelopen periode beziggehouden, op verzoek van de provincie Groningen, door te adviseren over de vraag hoe sociaal ondernemerschap in de regio kan worden vergroot als kans voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Het advies werd toegelicht door Renate Westdijk, als voorzitter van de adviescommissie van SER Noord-Nederland: “Door creatievere vormen van financiering te bieden kan nieuwe maatschappelijk georiënteerde bedrijvigheid ontstaan, waardoor er meer mogelijkheden op werk komen voor werkzoekenden, die er anders niet tussen komen. Daarnaast zouden overheden meer focus moeten hebben op de mogelijke maatschappelijke effecten van hun inkoopbeleid en veel minder op alleen de laagste prijs van die inkoop”.

Gedeputeerde Eelco Eikenaar gaf na de aanbieding aan dat hij verheugd was over het advies. “Het is een belangrijk onderwerp dat het verdient verder uitgewerkt te worden”.

De acties in het advies zijn in drie onderwerpen gegroepeerd, namelijk financiering, houding overheden en maatschappelijke meerwaarde. Enkele voorbeelden van acties zijn het opzetten van een resultatenfonds, het aanstellen van een centrale coördinator, meer uniformering tussen de overheden en een inhoudelijke advies- en financieringsrol van de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij. In totaal zijn 28 acties geïdentificeerd.

Het gehele advies lees je hier 

(bron :Harener weekblad – 1 maart 2019)

Verander de participatiiewet- brief aan de Tweede Kamer

Aan: Staatssecretaris van Ark en leden van de Tweede Kamer

Beste Kabinetsleden,

Omdat er nog steeds veel mensen langs de kant staan is het zinvol om de participatiewet aan te passen en te zorgen dat iedere gemeente dezelfde regels hanteert.

Mensen met een ziekte of beperking die geen volledige baan kunnen bemachtigen moeten niet onder het bijstandsregime vallen, dit kan opgelost worden door een inclusietoeslag vanuit de belastingdienst, dan hoeft men niet aan de plichten te voldoen van de bijstand. Als zij wel onder het bijstandsregime gaan vallen blijven ze altijd financieel afhankelijk van anderen omdat ze aan allerlei verplichtingen moeten voldoen van de bijstand zoals de kostendelersnorm en het beperkt mogen hebben van spaargeld.

Wajongers moeten niet gekort worden op hun uitkering als ze geen werk kunnen vinden, het kabinet hoopt dat mensen door deze korting sneller en beter op zoek gaan naar een baan. Dit lukt heel veel Wajongers niet.

In iedere gemeente moet men met dezelfde regels te maken krijgen. Nu ben je bijvoorbeeld bij loonwaardemetingen, in de ene gemeente 60% arbeidsgeschikt en in de andere 50%.

Daarom roepen wij u op: pas de regels aan en zorg ervoor dat iedereen dezelfde kansen kan krijgen in elke gemeente. Zorg daarbij in de participatiewet dat in iedere gemeente mensen worden gestimuleerd om te werken door ze te belonen, in plaats van te korten. Pas de participatiewet aan!

Waarom is het belangrijk?

De participatiewet bestaat sinds 1 januari 2015. Het doel van de wet is te bezuinigen en zo veel mogelijk mensen met arbeidsvermogen naar, bij voorkeur betaald, werk toe te leiden. De participatiewet geeft een werkgever het recht op een financiële aanvulling op het inkomen van een werknemer tot het toepasselijke ‘sociaal minimum’. Dit heeft als doel te bezuinigen op de arbeidsmarkt door het creëren van goedkope arbeidskrachten.
De middelen die hiervoor beschikbaar zijn, worden verstrekt door de gemeente. Het staat iedere gemeente vrij haar eigen criteria hierover op te stellen.

Waarom is de participatiewet oneerlijk?
• De participatiewet bezuinigt op arbeidskrachten door goedkope arbeidskrachten te creëren voor werkgevers, waardoor arbeidsplekken van mensen die een normaal salaris verdienden verdwijnen.
• Mensen met een beperking mogen volgens de wet voor een salaris onder het minimumloon verdienen en moeten werken voor hun uitkering. De gemeente vult het verschil aan. Daardoor vallen ze onder het bijstandsregime.
• Gemeentes hanteren verschillende criteria voor het toekennen van de aanvullende uitkeringen, want ongelijkheid per gemeente in de hand werkt.

Onderschrijf jij deze brief? Onderteken dan de petitie en laat jouw stem horen!
Hoe meer mensen deze campagne steunen, hoe groter de kans dat we een verschil kunnen maken.

(bron: De Goede Zaak)

Rapport OECD met aanbevelingen Nederlands Ecosysteem sociaal ondernemingen

De OECD heeft in opdracht van de Nederlandse overheid een ‘policy review’ over sociaal ondernemerschap uitgebracht.

In dit rapport wordt het Nederlandse ecosysteem voor sociale ondernemingen en sociaal ondernemerschap geanalyseerd en geeft de OECD aanbevelingen aan de overheid om dit ecosysteem te versterken.

De OECD is onder de indruk van de ontwikkelingen in Nederland. Antonella Noya, Head of the Social Economy and Innovation Unit, spreekt van een ‘Dutch momentum for a social impact society’. Om de potentie hiervan volledig te benutten is de overheid volgens de OECD aan zet.

De belangrijkste aanbevelingen:

Clarify the conceptual framework

Wat is een sociale onderneming nu precies? En wat is het verschil met sociaal ondernemerschap? De OECD stelt dat er meer eenduidigheid en duidelijkheid moet worden gecreëerd over de verschillende begrippen.

 

Formally recognise social enterprises

De overheid moet een officiële en operationele definitie van de sociale onderneming hanteren en een register openen.

 

Promote social impact measurement and reporting

De OECD stelt dat er met de introductie van het Impactpadeen belangrijke stap is gezet, maar dat er meer nodig is om impact meting en management te ontwikkelen. Bijvoorbeeld vouchers voor kleine social enterprises.

 

Develop social entrepreneurial capacity and skills

In het hoger onderwijs kent Nederland veel programma’s gericht op sociaal ondernemerschap, maar in basis- en middelbaar onderwijs nog niet. De OECD adviseert hiervoor programma’s te ontwikkelen en bij Europese ervaringen aan te sluiten.

 

Improve access to markets for social entrepreneurship development

Er moet meer gebeuren om de toegang tot (publieke en private) markten te verbeteren. Onder andere door een ‘right to innovate’ te introduceren.

 

Improve access to markets for finance entrepreneurship development

De OECD concludeert dat het financierslandschap voor sociale ondernemingen goed is ontwikkeld, maar dat er meer kan gebeuren voor early stage social enterprises, bijvoorbeeld door de introductie van een ‘small business loan matching scheme’.

 

Ensure sustainable institutional support for social entrepreneurship and social innovation

Om het beleid voor sociaal ondernemerschap te coördineren adviseert de OECD de oprichting van het agentschap ‘Netherlands Social Entrepreneurship and Innovation’.

Het kabinet komt op korte termijn met een reactie op het OECD rapport.

Lees hier het hele rapport.

 

Hemelbestormers: social impact bond geeft kwetsbare burger moed

De zorg wordt wel eens vergeleken met een mammoettanker die maar moeizaam de koers kan verleggen. Toch zijn er steeds meer kleine, lenige initiatieven die zich niet laten hinderen door klemmende regels en moeizame financiering. Nu met de jaarwisseling de tijd van goede voornemens en nieuwe plannen weer is aangebroken krijgen deze ‘Hemelbestormers’ van Skipr in de gelijknamige miniserie de gelegenheid om zich kort te presenteren.

Vivian Kersten en Peter Broekmans, initiatiefnemers Rendiz

Rendiz draait rond het concept van de Social Impact Bond. De Social Impact Bond is een vernieuwende kijk op financiering van participatie.  De Rabobank financiert elk traject, Rendiz levert de begeleiding aan de deelnemers en de gemeente Venlo biedt deze trajecten aan inwoners met een uitkering aan. Voor elk geslaagd traject betaalt de gemeente de besparing die daarmee gepaard gaat. Er is een businesscase berekening gemaakt dat ongeveer 30 procent van de deelnemers duurzaam dient uit te stromen om een break even punt te bereiken.

Waarom wordt de zorg beter van Rendiz?

“Voor de start van dit traject hebben de drie partijen uitvoerig onderzocht wie hiervoor in aanmerking zou komen dan wel geschikt zou zijn; of binnen de gemeente Venlo voldoende kandidaten zijn; of de werkwijze van Rendiz aansluit bij de verwachtingen van de gemeente en of alle drie de partijen vertrouwen hebben in elkaar en de gestelde doelstellingen.  Door deze gedegen voorbereiding en gezamenlijk commitment is het een traject waarbij sprake is van een publiek-private samenwerking, een coproductie. En dat vertaalt zich concreet naar de samenwerking in de praktijk. De consulenten van de gemeente en de traject- en werkbegeleiders van Rendiz hebben een gezamenlijk doel: de deelnemer op alle mogelijke manieren ondersteunen zodat hij of zij de kans geboden wordt te participeren en zich daarmee te ontwikkelen.”

Op welk probleem in de zorg is Rendiz een antwoord?

“Door omstandigheden, levens ervaringen en teleurstellingen kunnen mensen zodanige ondersteuningsvragen hebben, dat ze niet vanuit één perspectief begeleid kunnen worden. Het kan zo complex zijn dat de deelnemer niet eens kan overzien welke stappen hij of zij zou kunnen zetten. De moed om dit te gaan doen ontbreekt dan ook. Anderen zouden wellicht zeggen dat de motivatie ontbreekt. Wij spreken liever van moed! En juist op dat onderdeel kan deze SIB een waardevolle bijdrage zijn aan het hele zorgpalet dat al bestaat. De deelnemer in de SIB krijgt de kans om samen met de trajectbegeleider zijn eigen situatie te analyseren, zijn doelen te formuleren en zijn actieplan op te stellen. En in de tussentijd kan hij of zij al meedraaien met de werkzaamheden op één van de locaties van Rendiz. De daar aanwezige werkbegeleiders helpen dan mee aan het verzamelen van de moed van de deelnemer.  Vervolgens kunnen specialistische vragen bij andere partijen worden neergelegd: verslaving, schulden, geen huisvesting? De deelnemer kan met hulp van de trajectbegeleider naar de juiste partners in het werkveld om hier actie in de ondernemen.”

Wat is tot op heden de meest markante ervaring?

“De beste ervaring is dat de samenwerking tussen de consulenten van de gemeente en de begeleiders van Rendiz echt goed verloopt. En dat zij zich allemaal volledig inzetten om deelnemers kansen te bieden. De eerste trajecten zijn in april gestart en op dit moment kunnen we helaas nog geen succesverhalen delen dat er al deelnemers zijn uitgestroomd naar een baan. Dat was vooraf ook niet te verwachting vanwege de uitdagingen die alle deelnemers hebben. Er zijn gelukkig wel deelnemers die al mooie stappen hebben kunnen zetten. We zijn er allen wel even stil van geworden toen we beseften hoeveel uitdagingen sommige mensen hebben en we begrepen hun gebrek aan moed of hun “uitstelgedrag”; soms lijkt het ook allemaal zinloos… Dat maakt ons bewust van onze rol om dan juist nog meer inzicht te krijgen in een situatie en proberen om daar op aan te sluiten met de begeleiding.”

Waar liggen de grootste kansen, wat is de grootste hindernis?

“De grootste kansen liggen bij de samenwerking tussen de partijen, de locaties van Rendiz waar deelnemers direct arbeidsritme op kunnen doen en zich ergens kunnen thuis voelen en de mogelijkheden op de arbeidsmarkt. De grootste hindernis ligt meestal in de situatie van de deelnemer zelf. Zodra hij of zij de eerste stappen durft te zetten en zich committeert aan zijn of haar plan zie je dat er een ontwikkeling op gang komt. Maar juist het bereiken van de deelnemer en het weten te overtuigen van de kansen die het kan bieden vergt enorm veel inspanning. Er is vaak sprake van twee stappen voorwaarts en weer drie stappen terug.”

Wat is de ambitie voor 2019? Waar staat Rendiz eind 2019? 

De ambitie voor 2019 is het behalen van die 30 procent duurzame uitstroom. Dat is in ieder geval een meetbaar resultaat. Daarnaast zouden wij al heel trots op de deelnemers zijn als ze zich verantwoordelijk zijn gaan voelen voor hun eigen traject en vertrouwen in ons hebben om hen daar in te ondersteunen. Want dan volgt de uitstroom vanzelf, ook al zou het dan in 2020 zijn.

(bron SKIPR 3 januari – hemelbestormers)

Van ambitie naar meervoudig rendement

Steeds meer ondernemers zijn zich bewust van de maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan. Hoe kunnen ondernemingen maatschappelijke doelen nastreven én tegelijkertijd de (financiële) continuïteit waarborgen? Deze vraag stond centraal in het wetenschappelijk praktijkonderzoek in opdracht van Stichting Management Studies (VNO-NCW).

Om een antwoord te kunnen formuleren op deze vraag zijn 23 interviews gehouden met 17 verschillende organisaties (die zich bewegen richting een hybride onderneming). Waaronder Tony’s Chocolonely, De Volksbank, Rataplan, Vebego en The Colour Kitchen. Het onderzoek heeft geleid tot het praktische boek Sociaal ondernemen: van ambitie naar meervoudig rendement.

 

Het boek beschrijft welke kansen er worden gezien om tot meervoudig rendement te komen, welke barrières er overwonnen moeten worden en waarom niet alle ondernemingen even (pro)actief zijn in het creëren van maatschappelijk rendement. De ervaringen van deze 17 organisaties helpen bestaande en nieuwe ondernemingen met praktische tips om ook te gaan voor meervoudig rendement.

‘’De tijd dat ondernemers louter ‘werken voor hun geld’ ligt achter ons. Dit boek beschrijft welke stappen elke ondernemer kan zetten om zijn of haar bedrijf meer rendement te laten maken, en dan bedoelen we natuurlijk meervoudig rendement.’’ – Mark Hillen, Social Enterprise NL

 

Mark Hillen (Social Enterprise NL) was onderdeel van het schrijversteam; bestaande uit Karen Maas (Impact Centre Erasmus), Carly Relou (Impact Centre Erasmus), Tasneem Sadiq (Hogeschool Rotterdam) en Rob van Tulder (Rotterdam School of Management Erasmus Universiteit). Het wetenschappelijk praktijkonderzoek is uitgevoerd door een onderzoeksteam van de Erasmus Universiteit. Het onderzoeksteam werd begeleid door een begeleidingscommissie.

(bron- Social Enterprise Nederland , november 2018)

Zes adviezen voor een meer volwassen social enterprise sector in Nederland

Het Nederlandse sociaal ondernemerschap zit de laatste jaren flink in de lift. Om de positieve beweging voort te zetten, moet er volgens PwC wel een aantal aandachtspunten worden aangepakt. In een nieuw rapport dat het kantoor onlangs presenteerde tijdens de jaarlijkse Social Capital Markets-conferentie (SOCAP), geven onderzoekers van PwC zes tips die social enterprises moeten helpen om door hun huidige ontwikkelingsfase heen te komen.

In het rapport dat De Lange presenteerde tijdens SOCAP – een driedaags internationaal evenement in San Francisco waar sociale ondernemers en impactinvesteerders samenkomen – wordt gesteld dat de Nederlandse social-enterprise-sector gedurende de groeiperiode van de afgelopen vijf jaar zijn voorbereidende en pioniersfase heeft doorgemaakt, en zich nu bevindt in de ontwikkelingsfase. Om ondernemingen te helpen ook deze fase goed door te komen stelde PwC zes adviezen op voor de sector. De tips zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en interviews met diverse partijen uit de sector.

Zes lessen

Ten eerste adviseren de onderzoekers om niet te wachten op anderen en ‘gewoon’ te beginnen: “Een van de meest in het oog springende kenmerken van de social enterprise-sector is dat deze van onderaf, bottom-up, is opgebouwd. Pioniers in alle groepen stakeholders zijn vanuit hun eigen expertise, individueel en onafhankelijk, aan de slag gegaan.” Hierbij wordt opgemerkt dat deze benadering heeft geresulteerd in een veelzijdige, ondernemende en innovatieve sector: “In andere landen is de social enterprise-sector veel homogener en meer een uitkomst van het top-down-beleid van de overheid.”

Dit betekent niet dat ondernemers alles alleen moeten doen, integendeel: de tweede tip is om samen te werken en een geïntegreerd ecosysteem te creëren waarin allerlei partijen – zoals netwerken en platforms, lokale overheden, het reguliere bedrijfsleven, onderwijs- en onderzoeksinstellingen, financiers en consumenten – een rol kunnen spelen.

“Bedrijven, scholen en universiteiten zijn zich in Nederland vroegtijdig gaan interesseren voor de sector. Hun specifieke deskundigheid op bijvoorbeeld het gebied van succesvolle bedrijfsmodellen is hard nodig voor een sector in ontwikkeling”, aldus de onderzoekers.

Wat betreft het onderwijs noemen ze ook het belang van structurele aandacht voor sociale impact. “Dit concept zou moeten worden geïntegreerd in bestaande opleidingen zoals economie, accountancy, bedrijfs- en bestuurskunde. Zelfs in het primaire onderwijs zou al aandacht en meer waardering kunnen komen voor een andere manier van (economisch) denken en waardecreatie.”

Dit hangt ook samen met het derde advies, om te zorgen voor een vruchtbare bodem: “Netwerken, bedrijven, financiers en gemeenten zijn gestart met incubator- en acceleratieprogramma’s en kennisdeling en coaching, waardoor een vruchtbare bodem is ontstaan waarop verdere groei mogelijk was en is.” Daarbij is het ook belangrijk hindernissen weg te nemen, waarbij ook een taak is weggelegd voor overheden, die bijvoorbeeld bij aanbestedingsprocedures kunnen selecteren op basis van sociale impact.

Ook binnen de vierde tip, het werken aan er- en herkenning, kan de overheid kan volgens PwC een rol spelen. “Ondanks dat het begrip social enterprise in de afgelopen zes jaar breder bekend is geworden, en sociaal ondernemers zich in toenemende mate erkend en herkend voelen, blijft dit nog steeds een aandachtspunt in Nederland”, beweren de onderzoekers. Vanuit de overheid zou voor sociale ondernemingen een eigen rechtsvorm kunnen worden gecreëerd, waarbij wel wordt opgemerkt dat de discussie over de wenselijkheid hiervan nog gaande is:

“Een juridische status vergroot de herkenbaarheid, maar kan ook belemmerend werken.” Een andere suggestie om de (h)erkenning te vergroten is het uniformeren van impactmeting: “Bewerkstelligt de social enterprise daadwerkelijk de geclaimde impact?”

Ten vijfde worden ondernemers aangemoedigd om het “anders” aan te pakken en dit ook uit te dragen: “De social enterprise-sector in Nederland zet vernieuwende oplossingen in de markt en draagt – gedreven door intrinsieke motivatie – een aanstekelijk en inspirerend verhaal uit. Daardoor weet de sector klanten en andere steun te mobiliseren.” De inzet van innovatieve technologie schept volgens PwC ook de nodige kansen om sociale vraagstukken aan te pakken: “Door de inzet van innovatieve technologie hebben veel Nederlandse social enterprises een bereik en impact die groter zijn dan hun omvang doet vermoeden en is hun oplossing over het algemeen relatief eenvoudig schaalbaar.”

De zesde tip – tot slot – is om meer te investeren in groei: “We zien in Nederland dat het aantal social enterprises is gegroeid, maar dat veel hiervan (nog) klein zijn. Opschalen blijkt een moeilijk proces te zijn. Het aantal ondernemingen dat op grote schaal impact weet te maken en ketens weet te beïnvloeden, blijft beperkt.” Om de transitie naar een nieuwe economie te versnellen moet het ecosysteem de aandacht volgens PwC (deels) verleggen naar het ondersteunen en financieren van scale-ups. Hierbij is het ook belangrijk om aantrekkelijk te zijn voor (toekomstige) medewerkers: “De toegang tot talent is heel belangrijk geweest voor de social enterprise-sector in Nederland. Groeiende social enterprises hebben echter, bijvoorbeeld door wensen op het gebied van salaris, moeite om mensen met de juiste capaciteiten te vinden voor een groeiend of groot bedrijf.”

(bron Consultancy.nl – december 2018)

Bedrijven met een missie hoeven niet bang te zijn voor kopieergedrag

Kopieergedrag is voor de meeste bedrijven een schrikbeeld. Sociale ondernemingen hopen er juist op, in de hoop zo hun missie dichterbij te brengen. Inkijkje in een wereld waar de leiders van de toekomst wordt geleerd ‘anders te denken’.

Het is waarschijnlijk niet het eerste waar je aan denkt als je de naam hoort, maar de Johan Cruijff ArenA is niet alleen een voetbaltempel. Het Amsterdamse stadion is namelijk óók: een groot duurzaamheidsproject. In 2010 sloot het stadionbestuur een convenant met de gemeente om in 2015 klimaatneutraal te zijn. En dat is gelukt, via zonnepanelen, stadswarmte en stadskoude.

Sterker nog: sinds juni dit jaar heeft het stadion zelfs een wereldprimeur: een megabatterij met een vermogen van 3 MW. Dankzij deze duurzame energieopslag, die onder andere bestaat uit honderden gebruikte batterijen van oude Nissan Leafs, wordt de energievoorziening in de ArenA nog betrouwbaarder en kan energie efficiënter worden gebruikt.

Een typisch staaltje ‘sociaal ondernemerschap’, aldus een trotse directeur Henk Markerink. Maar hij is er op dat gebied nog niet, geeft hij ook meteen toe. Denk aan de mismatch op de arbeidsmarkt die hij momenteel ervaart.

‘Wij hebben nu een schreeuwend tekort aan mensen, in eigenlijk alle sectoren. En dat terwijl hier aan de andere kant van het spoor nog duizenden werklozen zijn. Hoe gaan we dat verbinden?’, vraagt hij zich af. Oftewel: ‘Hoe krijgen we een inclusieve samenleving, hier in Amsterdam-Zuidoost?’

Samen met de gemeente, en andere bedrijven in het gebied, zoals ING, Randstad, ABN Amro en het AMC, probeert de ArenA ‘iets nieuws’ te bedenken om die verbinding te maken, aldus Markerink. ‘Want kansarmen laten meedoen, dat past ook heel erg bij de filosofie van Johan Cruijff.’

Leiders van de toekomst

Markerink vertelt over het ‘sociaal ondernemerschap’ van de ArenA, als gastheer van het 15-jarig lustrumfeest van Enactus, het internationaal samenwerkingsverband tussen studenten, het hoger onderwijs en het bedrijfsleven, dat zelf ook sociaal ondernemen centraal heeft staan. Door studenten in groepen te laten werken aan ‘echte’ maatschappelijke ondernemingen, wil Enactus niet alleen impact in de samenleving maken, maar tegelijk studenten in staat te stellen zich te ontwikkelen tot ondernemende en verantwoorde leiders. De leiders van de toekomst, met andere woorden.

En die ervaring komt altijd van pas in het latere leven. Ook als de studenten zelf níet besluiten om (sociaal) ondernemer te worden, maar juist in een corporate proberen – van binnenuit – maatschappelijke verandering te realiseren.

Zoals Saskia Verbunt, die in 2005 bij Enactus begon en momenteel senior consultant sustainability bij Philips is. Voor dat bedrijf werkt ze onder meer in Afrika, aan gezondheidsprojecten op plekken ‘waar op dit moment nauwelijks gezondheidszorg is’, vertelt ze op het podium.

Ondernemerschap is daarbij voor haar ‘een middel, geen doel’, zegt ze. Maatschappelijke impact, dat is waar het haar om gaat. De wereld ten goede veranderen. ‘Mijn passie is: hoe kun je de economie anders vormgeven, zodat meer mensen ervan profiteren?’

Van binnenuit

Haar verhaal wordt bevestigd door Jan Willem Eising, die na zijn Utrechtse tijd bij Enactus bij Alliander terecht kwam, en daar nu Strategic Project & Program Manager is. Bij dit energiebedrijf werkte hij onder meer aan een pilot met de ‘Buurtbatterij’, een batterij die duurzame energie in de eigen wijk kan opslaan.

Ook hij probeert dus nu vanuit een grote corporate de wereld een beetje meer de goede kant op te krijgen. Met dank aan het idealisme dat ze bij Enactus meekreeg. ‘Want als je jong bent, mag je groot dromen’, zegt hij. ‘Dat vinden andere mensen dan alleen nog maar prachtig.’

‘Sociaal ondernemerschap’ bij Tony’s Chocolonely

‘Sociaal ondernemerschap’ is een term die bij de oprichting van Enactus, 15 jaar geleden, nog nauwelijks bestond. Maar inmiddels hebben steeds meer bedrijven oog gekregen voor de impact die ze in de samenleving tot stand brengen.

Zoals Tony’s Chocolonely, die met ‘choco evangelist’ Ynzo van Zanten de hoofdgast van de middag levert. ‘Bij ons thuis zeggen we: chocola is de oplossing voor alles. Een topweek kun je ermee vieren, een rotweek kun je compenseren met een bonk chocola.’ Maar chocolade is ook de oorzaak van schrijnende situaties in de wereld. Zoals in Ivoorkust, waar cacaoboeren tegen onmogelijk lage prijzen moeten leveren, en vaak niet meer dan 50 cent per dag (!) verdienen

Bij Tony’s Chocolonely proberen ze daar sinds 2005 iets aan te doen, nadat tv-maker Teun van der Keuken zich eerst vrijwillig aangaf als ‘chocolade-crimineel’, omdat hij door het eten van chocola zou meewerken aan slavernij. Ook nadat hij een rechtszaak tegen zichzelf aanspande, veranderde er niets. Waarop hij besloot tot een missie: zélf 100% slaafvrije chocola op de markt te brengen. Oftewel: het systeem veranderen ‘van binnenuit’.

De repen chocolade werden ongelijk verdeeld, als metafoor voor de ongelijke verdeling in de wereld (met heel subtiel de kaart van Afrika in de reep verwerkt). En voor de wikkel werd een opvallende rode kleur ontwikkeld. Een ‘alarmerende kleur’, aldus Van Zanten. Een kleur die overigens vorig jaar is overgenomen door Verkade, voor hun repen pure chocolade. ‘Niet helemaal de impact die we willen maken, maar oké, we maken blijkbaar impact’, zegt hij glimlachend.

De grootste geworden

Inmiddels is Tony’s Chocolonely uitgegroeid het grootste chocolademerk van Nederland. 29 november is er Tony’s FAIR, een evenement in de Amsterdamse Westergasfabriek, thuishaven van de chocoladefabrikant, waarvoor Johnny de Mol als presentator is gestrikt en waar 5.000 mensen worden verwacht.

‘We zijn de mug in de kamer van de chocolade-industrie’, haalt Van Zanten een uitspraak van Body Shop-oprichter Anita Roddick aan. Want ‘de grootste worden’, daar gaat het hem in eerste instantie helemaal niet om. Waar het wel om gaat is bewustwording en slavernij de wereld uit krijgen.

Issue awareness

En als anderen het bedrijf dan kopiëren? Prima. ‘Daar zijn we niet bang van’, aldus Van Zanten. Want dat voordeel heb je als je een missie hebt die groter is dan de groei van je eigen bedrijf. Dan ben je alleen maar blij als je niet meer de enige bent die zich hiermee bezighoudt. ‘Wij meten geen brand awareness, maar issue awareness’, zoals Van Zanten het uitlegt.

En ja, dat betekent soms dat de winstmarge lager is dan bij andere bedrijven, geeft hij toe. ‘Wij willen dat de premie naar het begin van de waardeketen gaat. De bank wilde dat we een winstmarge zouden maken van 25 procent. Wij vinden zelf 4 tot 6 procent ook genoeg. En daarmee zijn we geen filantropisch clubje, maar geven we juist een serieus voorbeeld aan anderen om te volgen.’ Geld is geen doel, maar een middel, voegt hij ten overvloede nog toe. ‘Zo staat het althans in de Van Dale.’

Het eigen team voorop

Gevraagd naar de prioriteiten van het bedrijf noemt Van Zanten overigens níet de missie om cacaoboeren een fatsoenlijk bestaan te geven. ‘Op 1 staat bij ons: ons eigen team. Wij geloven dat je alleen met betrokken medewerkers deze missie kunt realiseren. En daarom hebben we ook allemaal heel bijzondere arbeidsvoorwaarden. Zoals: je mag zoveel chocolade eten als je wilt. En we hebben onbeperkte vakantiedagen. Wij juichen het zelfs toe als je zwanger raakt, met een flinke bonus.’

En na de boeren volgt dan de volgende prioriteit: consumenten. Het belang dat daaraan wordt gehecht uit zich onder meer in de ‘chocofoon’: een telefoonlijn waar je nooit een computer aan de lijn krijgt, maar altijd een ‘echt mens’. ‘Als je de chocofoon belt, krijg je Paul of Isa aan de lijn. En zijn zij er niet, of zijn ze in gesprek, dan gaan alle telefoons in het bedrijf over.’

Een reep als discussiestuk

Als je dit verhaal zo hoort, vraagt Van Zanten zich retorisch af: dan is het toch bizar dat we de afgelopen decennia allemaal dezelfde saaie chocola hadden? En, voegt hij toe: ‘Er is geen marktonderzoek dat je kan vertellen dat het een goed idee is om je reep ongelijk te verdelen. Maar toch hebben we het gedaan. En al die mensen die ons er vol onbegrip over benaderden, hebben we gebeld. Om uit te leggen waarom we het doen. En dan kun je weer het verhaal vertellen. En zo wordt onze reep een discussiestuk.’

Hij wil maar zeggen: financieel succes en maatschappelijke impact zijn níet twee uiteinden van een spectrum. Sterker nog: ze kunnen juist dicht bij elkaar liggen. Want impact op de samenleving maak je vaak pas echt als je ook financieel succesvol bent. Ook dát is sociaal ondernemen, zegt hij.

Een stelling die de vele opgekomen Enactus-leden alleen maar konden beamen. Of, zoals de huidige directeur Nederland Michiel Munneke het zegt: ‘Het zou mooi zijn als wij in de toekomst de volgende Tony’s kunnen voortbrengen, een sociale onderneming die internationaal doorbreekt en echt impact maakt.’

Maar ondertussen gaat het hem er ook om al die andere bedrijven mee te krijgen, op weg naar een betere wereld. ‘We willen een beweging op gang brengen van studenten die binnen grote bedrijven in staat zijn om systemen te veranderen.’

(bron MT – 23 november 2018 | Peter Boerman)

GoodFuels wil de Tony’s Chocolonely onder de olieboeren worden

GoodFuels, een van de Challenger50 van 2018, wil korte metten maken met vervuilende stookolie in de scheepvaart. ‘Wij zetten als David tussen de fossiele Shells en BP’s letterlijk de hele wereldindustrie op zijn kop.’

Dirk Kronemeijer begon zijn carrière in de luchtvaart, waar hij voor KLM biobrandstofleverancier SkyNRG opzette om de markt te ontwikkelen voor duurzame kerosine. Daarna begon hij voor zichzelf, met het vizier allereerst gericht op de scheepvaart, een conservatieve business waar vervuilende stookolie de norm is. “We zagen daar een grote kans, omdat de sector in tegensteling tot de luchtvaart nog nauwelijks aan vermijding van CO2-emissies had gedaan en toch een van de grootste vervuilers is.”

Tony Chocolonely

Met GoodFuels willen hij en mede-oprichter Daniel Legro de ‘Tony’s Chocolonely onder de olieboeren’ worden. Stookolie of diesel: voor elke brandstof werkt GoodFuels aan alternatieven. En dan minimaal van de tweede generatie, dus geen olie uit gewassen die voedselgewassen verdringen, maar bijvoorbeeld brandstof uit afval- en reststromen van Scandinavische bosbouw en van de papier- en pulpindustrie. “Onze oplossing bestaat uit echt duurzame ‘drop-in’ geavanceerde biofuels waarmee fossielvrij CO2 en zwavel tot nul wordt reduceerd, vergeleken met gewone stookolie.

(bron Sprout november 2018)

 

Social Impact Bond in Veldhoven: 25 banen tot dusver

 Een jaar na de start van een speciaal project in Veldhoven, waarbij private investeerders de inburgering van statushouders financieren, hebben 25 deelnemers werk. ,,We zijn blij met de eerste successen. Maar de duurzaamheid van het project moet zich nog tonen.”

Bij dat project financieren externe investeerders via zogeheten Social Impact Bonds de inburgering van statushouders. De totale investering bedroeg twee miljoen euro. Met dat geld krijgen deze vluchtelingen met verblijfsvergunning uitvoerige begeleiding en intensieve taalles, iets dat de gemeente Veldhoven zelf nooit zou kunnen betalen.

Rendement

Op het moment dat de deelnemers langer dan twee jaar aan het werk zijn, bespaart de gemeente Veldhoven geld op uitkeringskosten. Een gedeelte van die besparing gaat naar de investeerders, die zo rendement halen.

Stellen dat het project succesvol is, dat is nog te vroeg. Het is immers nog onduidelijk of de nu werkzame 25 vluchtelingen over twee jaar nog werk hebben. ,,Maar gemiddeld zijn statushouders in deze regio drie jaar bezig met inburgeren en krijgen ze acht jaar een uitkering”, zegt Van Dongen. ,,De deelnemers van het project doen het tot dusver dus veel beter dan gemiddeld.”

We zijn blij met de eerste successen. Maar de duurzaamheid van het project moet zich nog tonen.”, aldus de Veldhovense zorgwethouder Mariënne van Dongen.

In twee tranches startten in totaal 66 statushouders met het project. Behalve de groep die al werkt heeft gevonden, zitten nog 5 deelnemers op een werkervaringsplek. Van Dongen: ,,Als zij voor mei volgend jaar werk hebben, heeft zowat de helft binnen een jaar een baan.”

Controlegroep

De vraag blijft hangen of het succes te danken is aan de intensieve begeleiding of dat de economische voorspoed in deze regio ermee te maken heeft. Er is namelijk geen controlegroep; een groep statushouders, met dezelfde kenmerken, die niet meedoet en ook gevolgd wordt.

Het hele project loopt tot mei 2021. Er komen tot die tijd geen nieuwe deelnemers bij. Na afloop besluit de gemeente over een eventueel vervolg. Ondertussen kwamen minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Wouter Koolmees en zijn staatssecretaris Tamara van Ark al eens een kijkje nemen.

Overigens is voor sommige deelnemers die nog geen werk hebben gevonden ‘motivatie wel een dingetje’, aldus Van Dongen. ,,Ze moeten het wel zelf doen. Zelf een cv maken en zelf op zoek naar werkgevers.” Drie deelnemers stopten tot dusver met het project. Een vrouw werd zwanger, twee anderen verhuisden. IamNL, dat de begeleiding verzorgt, krijgt daar een aparte onkostenvergoeding voor.

(bron : eindhovens dagblad 1 november 2018)