Impact investing bureau Social Impact Finance sluit zich aan bij Future Groep

Social Impact Finance, een boutique adviesbureau dat zich specialiseert in financieringen voor maatschappelijke problemen, heeft zich aangesloten bij Future Groep, een grote zakelijk dienstverlener uit Utrecht.

De afgelopen jaren staat social impact funding steeds vaker in de belangstelling. De aanpak richt zich op het vinden van particuliere financiering voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken, waarbij de opbrengsten gaan naar de investeerders. De bekendste vorm van dergelijke financieringsvehikels zijn Social Impact Bonds (SIB), waarbij dergelijke ‘impactbeleggingen’ uit allerlei soorten financiële instrumenten kunnen bestaan, zoals microkrediet, groene obligaties of klimaatfondsen, en steeds vaker uit aandelenportefeuilles.

Net als bij private investeringen, dragen investeerders bij social impact funding het financiële risico. Als de maatschappelijke resultaten zijn behaald, dan krijgen ze terugbetaald. De crux van het succes ligt in de rendementen die behaald kunnen worden, en op dat punt is er veel controverse zichtbaar in de markt. Terwijl sommige investeringen in schoonheid sterven, kunnen anderen, waaronder de eerste Social Impact Bond van Gemeente Rotterdam, daarentegen maar liefst een rendement van 12% op hun conto schrijven.

Een van de spelers die zich actief inzetten voor de promotie van social impact financing is Social Impact Finance (SIF). “Social Impact Finance is opgericht vanuit de overtuiging dat er meer innovatie nodig is binnen het sociaal maatschappelijke domein en geld geven alleen onvoldoende leidt tot duurzame oplossingen van maatschappelijke problemen. Daarom helpen we overheden, MVO’s en bedrijven met het ontwerpen, financieren en managen van Social Impact Bonds”, aldus Laurina Nieukerke, samen met Samuel Oudkerk oprichter van het bureau.

(bron :Consultancy Nederland-mei 2018)

De Goudse ondersteunt sociaal ondernemerschap

De Goudse Verzekeringen is sinds mei van dit jaar founding partner van Grow Impact. Dit groeiprogramma is een initiatief van Social Enterprise NL en GrowthClass. Hierbij worden sociaal ondernemers begeleid om groei te realiseren en tegelijkertijd de sociale impact van hun bedrijf te vergroten.

Van alle nieuwe ondernemingen bestaat na vijf jaar nog maar zo’n 60%. Bij sociale ondernemingen is dit echter 80%. Een probleem is wel dat vier op de vijf van deze bedrijven geen winst maken.

Propositie verscherpen

Grow Impact biedt elk jaar twee opleidingsprogramma’s voor zo’n vijftien sociaal ondernemers aan. Deelnemers leren hierin hun propositie te verscherpen en een actiegerichte groeistrategie op te zetten.

Familiebedrijf De Goudse

De Goudse stelt dit initiatief toe te juichen. Bestuurslid Katinka Huijberts: “Bij De Goudse vinden we het enorm belangrijk om ondernemers te helpen met hun bedrijfscontinuïteit. (…) Als familiebedrijf zit het ondernemerschap ons in hart en nieren, en we begrijpen dat het fijn is om soms een steuntje in de rug te krijgen.”

(bron : AM web mei 2018)

Terugblik Rondetafel sociale ondernemingen

Op 25 april organiseerde de Tweede Kamer een Rondetafel over sociale ondernemingen. Kamerleden uit de Commissie Economische Zaken en Klimaat gingen in gesprek met sociaal ondernemers, bestuurder en financiers. Aanleiding voor de Rondetafel is de ambitie van het kabinet Rutte III om ‘meer ruimte en passende regels‘ te bieden voor sociale ondernemingen.

Aanwezige Kamerleden waren Eppo Bruins (ChristenUnie), William Moorlag (PvdA), Martin Wörsdörfer (VVD), Mustafa Amhaouch (CDA), Mahir Alkaya (SP) en Jan Paternotte (D66).

  • In Ronde I kwamen de sociaal ondernemers aan het woord: Renzo Deurloo (GreenFox Social Return), Bart de Bart (Stichting Studeren & Werken Op Maat), Jorgen van Rijn, (Afval Loont), Joske Paumen (The Colour Kitchen), Peter Hobbelen (De Meewerkers) en Marieke Hart (Thuisafgehaald).
  • In Ronde II (oud)bestuurders: Victor Everhardt (wethouder gemeente Utrecht), Bert Otten (oud-wethouder Hengelo) en Henri Swinkels (gedeputeerde provincie Noord-Brabant).
  • In Ronde III financiers en koepels: Nynke Struik (Rabobank Foundation), Eric Buckens (ABN AMRO Social Impact Fonds), Reineke Schermer (Stichting DOEN) en Mark Hillen (Social Enterprise NL).

Terugkerende thema’s in bijdragen van sprekers en vragen van Kamerleden waren de herkenning van de sociale onderneming, hoe laat je – bij gebrek aan juridische kaders – zien dat de maatschappelijke missie voorop staat, financiering, de relatie met gemeenten, impact meting en inkoop vanuit overheidsorganisaties.

Lees de #rondetafelsocialeondernemingen terug voor een twitter-overzicht en bekijk hier de hele Rondetafel terug (werkt niet in chrome of firefox). Alle ingestuurde position papers zijn hier terug te vinden.

Vanuit Social Enterprise NL kijken ze terug op een waardevolle Rondetafel. Lees hun visie op de rol van de overheid in deze  position paper.
Wij hopen ook dat de Kamer hier snel vervolg aangeeft.

(bron : Social Enterprise NL – 26 april 2018)

Zaken die je raken: het butterfly-effect van sociaal ondernemers

Onze samenleving kent grote uitdagingen. Hoe zorgen we ervoor dat energie- en voedselvoorraden duurzaam beschikbaar blijven? Dat er voldoende werk en goede betaling is zodat iedereen in zijn levensonderhoud kan voorzien? Dat ouderen of mensen met een handicap niet buiten de boot vallen?

 

Oplossingen voor een betere wereld

Willemijn Verloop, Mark Hillen en Kaat Peeters hebben een nieuw boek geschreven: Zaken die je raken. Hierin laten zij zien hoe sociaal ondernemers zich storten op deze maatschappelijke uitdagingen en innovatieve oplossingen aandragen, klein en groot, die de potentie hebben om het systeem te veranderen. Zaken die je raken biedt aan de hand van vele voorbeelden en deelthema’s inzicht in ondernemende oplossingen voor een betere wereld. Deelthema’s die aan bod komen zijn consumeren, jongeren, vergrijzing, grond & voeding, circulariteit, energie en inclusie. Het boek laat zien hoe de groeiende beweging van sociaal ondernemers de potentie heeft om een transitie in gang te zetten. Het geeft ondernemers, beleidsmakers en vooruitdenkers weer (meer) vertrouwen in de toekomst.

Bekijk het persbericht voor meer inhoudelijke informatie over het boek.
Het schrijversteam

Willemijn Verloop en Mark Hillen, oprichters van Social Enterprise NL, schreven eerder het boek Verbeter de wereld, begin een bedrijf. Kaat Peeters is bij dit nieuwe boek ook onderdeel van het schrijversteam. Zij is de directeur van de Sociale InnovatieFabriek, een netwerkorganisatie die sociale innovatie en sociaal ondernemerschap promoot en begeleidt in Vlaanderen en Brussel.

Het boek is verkrijgbaar in de boekhandel of via YoubeDo (tot 12% van je aankoop gaat naar een goed doel dat jij kiest!)

(bron: social enterpriseNL – 25 april 2018)

Brabantse Bagel: de donuteconomie als leidraad voor regionaal beleid

Alles leuk en wel met de donuteconomie, maar hoe pas je het toe in de praktijk? Raworth nodigt uit om dit gewoon te gaan doen, ieder vanuit eigen kracht en visie. GroenLinks Brabant doopte de donut daarop om tot een Brabantse Bagel – die nog niet iedereen blijkt te lusten.

Met verhitte koppen stonden de Tilburgse economen op een woensdagavond in januari achter het spreekgestoelte. Na een lange lezing van Raworth voor een enthousiaste zaal mochten ze eindelijk reageren. De rollen waren omgedraaid: de mannelijke economen in pak waren niet de keynote speaker, de ecologisch en sociaal gedreven vrouw was niet de commentator. Die wetenschappelijke confrontatie leek de politieke arena wel: de weerstand van de gevestigde macht tegen radicale ideeën bleek groot.

Het verhaal van Raworth is dan ook zoveel meer dan een economisch model. Zoals een aanwezige onderzoeker van de Radboud Universiteit opmerkte bij de lezing: “Wat Raworth interessant maakt, is dat ze het potentieel van ieder mens wil openbreken en niet ‘slechts’ het klimaat wil redden.” Dat past ook bij GroenLinks onder Jesse Klaver. Dat wil een partij zijn voor iedereen, een brede beweging.

Dan moet het je nog wel gegund worden door de zittende macht, zo blijkt. Bij de begrotingsbehandeling 2018 in Provinciale Staten van Noord-Brabant bracht de GroenLinks fractie een eigen versie van het donutmodel als visie in: de Brabantse Bagel. In de provincie gaat het niet om klein bier. De provinciale jaarbegroting omvat mede dankzij de verkoop van energiebedrijf Essent een balanstotaal van ruim 4,4 miljard euro, waarvan een miljard is gereserveerd voor investeringen in economie en samenleving. Het maakt nogal wat uit of deze gelden gaan naar snelwegen of bussen, naar grootindustrie of zonneparken, naar prestigeprojecten of kunstenaars, naar bio-boeren of mestfabrieken. In de afwegingen hiertoe kun je kijken naar de prioriteiten voor de gevestigde economische spelers in de provincie, laten we dit het VVD-model noemen (dat in Brabant steun krijgt van coalitiepartners PvdA, D66 en SP).

Of je kijkt wat het beste is voor de Brabanders zelf, nu en in de toekomst. Niet af te meten naar het bruto regionaal product, maar aan de scores in de bagel. Wat doet ons provinciale beleid voor veiligheid en gezondheid van de Brabanders, voor wonen en werk, voor energie en voedsel, voor inspraak en gelijkheid? En andersom: blijven we binnen de grenzen van de aarde als we kijken naar hoeveel CO2 we uitstoten, de kwaliteit van ons leefmilieu en onze biodiversiteit? Die laatste indicatoren staan flink in het rood, dus valt het te rechtvaardigen om daar flink wat begrotingsruimte voor vrij te maken om verdere uitputting te voorkomen en Brabant met een gerust hart te kunnen doorgeven aan de volgende generaties.

Uitleg naar de praktijk

Je zou kunnen denken: een fair verhaal, waar je zo een meerderheid voor zouden moeten krijgen. De gedeputeerde Financiën complimenteerde ons dan ook met de visie. Maar, en daar komt de maar, hij had ‘moeite met onze uitleg naar de praktijk’. En daar komt dan toch de politieke aap uit de mouw: als je Raworths ideeën echt gaat toepassen, voer je radicaal beleid. Dan moet je flink aan de noodrem trekken ten aanzien van vervuiling, emissies en verspilling. Dan zet je radicaal in op energietransitie en het sluiten van kringlopen. Ook groene denkers als Marjan Minnesma, Jan Rotmans – die voor GroenLinks Brabant en Limburg recent grofweg onze energietransitie berekende: tientallen miljarden euro’s per regio – en onze eigen Brabantse econoom Jan Juffermans zullen direct instemmen.

De invloedrijke econoom Lans Bovenberg, tevens CDA-ideoloog, reageerde in Tilburg op het verhaal van Raworth. Hij betoogde dat de economische wetenschap zich enorm heeft ontwikkeld en wees daarbij op de snelle ontwikkeling van de empirische en gedragskundige tak van zijn vakgebied. Ook is hij van mening dat er in de afgelopen eeuwen wel degelijk grote maatschappelijk vooruitgang is geboekt, zoals het terugdringen van mondiale armoede en ongeletterdheid. Raworth is de eerste om toe te geven dat elk model, ook het hare, gebreken kent en per definitie incompleet is. Voor de Brabanders in de zaal was het ironisch om Bovenberg te horen betogen dat de donut vol suikers omgevormd zou moeten worden naar een voedzame bagel.

Aangetast

De donut, of bagel, kan niet zomaar leidraad voor beleid worden. De zittende macht voelt zich ernstig aangetast en bedreigd op het moment dat je de bestaande modellen en theorieën terzijde schuift en er je eigen model en theorie overtuigend tegenover zet. Het is bovendien niet erg gebruikelijk. De economische wetenschap is niet gek: al veel langer wordt de sociale en ecologische dynamiek van onze wereld meegenomen in de modellen en theorievorming. Ook in het economische beleid. Interessante voorbeelden zijn de nieuwe modellen vanuit de grote Nederlandse banken, zeker voor het mesoniveau van de regio’s. ING Economisch Bureau laat de Nederlandse provincies sinds kort ‘scoren’ op klimaat en de Rabobank komt met een Brede Welvaartsindicator. De eerste Welvaartsindicator voor provincies is door Rabobank aangeboden aan Provinciale Staten en uitgereikt aan GroenLinks Brabant, omdat wij daarover in 2017 een motie indienden.

ING Economisch Bureau heeft inmiddels erkend tegenover GroenLinks Brabant dat er in een volgende klimaatkaart meer indicatoren voor milieu moeten worden meegenomen, omdat ze toch wel een grote broek aantrokken door in een persverklaring de ‘schoonste provincies’ aan te wijzen zonder bijvoorbeeld transport, veehouderij en waterkwaliteit in hun berekeningen mee te nemen. Bij de welvaartsindicator van Rabobank missen we ook nog het verlies aan biodiversiteit en landschap. De CO2– uitstoot werd slim verzwegen door de Rabobank die blijkbaar niet écht naar de klimaateffecten wil kijken…

Ook de groeiende maatschappelijke tweedeling op de woning- en arbeidsmarkt en de toenemende ondermijnende criminaliteit zijn er niet in genoemd. Stuk voor stuk zaken die GroenLinks Brabant bij de begrotingsbehandeling 2018 wél heeft kunnen benoemen aan de hand van het model van Raworth. Van moties die we vervolgens indienden om het donut model in de praktijk te brengen, kregen we alleen een meerderheid als er relatief weinig geld mee was gemoeid: zoals het actief ondersteunen van lhbti-rechten, Brabant regenboogprovincie, en meer onderzoek naar luchtkwaliteit, risico’s digitalisering en aardgasvrije wijken. Waar we echt vroegen om geld (fietsbeleid, openbaar vervoer) of een transitie (energie, sociaal ondernemerschap) bleven de deuren nog gesloten. Op dit moment althans; we kregen verrassend veel bijval en waardering voor de ideeën. Reken dus maar dat we de bagel in ons volgende verkiezingsprogramma laten landen.

Navel van de wereld

De kracht van het donutmodel is de eenvoud: het plaatst de mensen in de navel van de wereld en de aarde als beschermende laag eromheen. De economie kan nooit groter zijn dan mens en aarde. Voor economen die zichzelf lang als navel van de wereld beschouwden, is dat wel even wennen. De CPB-isering en WHO-isering heeft hard toegeslagen in de afgelopen decennia; handelsliberalisme is de dominante beleidslijn geweest. Maar de wal is het schip aan het keren. Raworth komt precies op het juiste moment met haar donut. Haar volgende boek gaat over de toepassing van haar ideeën. We reserveren alvast een paar bladzijden voor Noord-Brabant.

(Bron: Door Patricia Brunklaus, Hagar Roijackers, Sjo Smeets en Arno Uijlenhoet. Maart 2018. Dit artikel verscheen eerder in De Helling.)

GEMEENTE MOET SOCIALE ONDERNEMING TIJD GEVEN

(H)erkenning, inkoop, verkokering en flexibiliteit staan meestal in de weg als de samenwerking tussen sociale ondernemingen en gemeenten niet loopt, blijkt uit een PwC-onderzoek onder 102 gemeenten en 164 sociaal ondernemers. Het rapport is vandaag aangeboden aan Willemien Vreugdenhil, wethouder in de gemeente Ede en voorzitter van de pijler Economie & Werk in het G40-stedennetwerk.

Samenwerking pril en moeizaam

Gemeenten en sociale ondernemingen lijken ideale samenwerkingspartners, omdat ze het oplossen van maatschappelijke vraagstukken centraal stellen. In de praktijk blijkt die samenwerking nog heel pril en vaak moeizaam, dus vroeg PwC hen waarom gemeenten en sociale ondernemingen elkaar maar mondjesmaat vinden. Het minst eens blijken zij het over erkenning en herkenning, flexibiliteit en verkokering, waarbij gemeenten een stuk positiever zijn dan sociale ondernemingen. Dat geldt ook voor de mate van inkoop. Over financiering, kennis en media zijn ze redelijk eensgezind.
Verschillende verwachtingen
Hoewel complex en pril is de samenwerking tussen sociale ondernemingen en gemeenten veelbelovend. Als wordt geïnvesteerd in samenwerking levert dit mooie resultaten op. Hoewel beide spelers kansen zien, ontstaan ook verschillende verwachtingen en perspectieven. Dat schuurt soms. In gemeenten met beleid op sociaal ondernemerschap (41 procent) waardeert 81 procent de samenwerking hoger met een 7 of hoger. Bij gemeenten zonder beleid is dat 64 procent. Veel gemeenten (84 procent) zeggen sociale ondernemingen te herkennen en te erkennen, maar sociale ondernemingen voelen dat veel minder (30 procent).

Waarde-uitruil
In de herkenning kan de samenwerking volgens PwC verbeteren door een overzicht van sociale ondernemingen te hebben. Zo wordt onderling contact gemakkelijker, ontstaat een basis voor een netwerk en kunnen sociale ondernemingen betrokken worden bij gemeentelijke doelen. Erkenning van hun maatschappelijke waarde vinden sociale ondernemingen belangrijk en ontstaat vooral door “waarde-uitruil”: de verkoop van producten en diensten of het ondersteunen daarvan. Waar gemeenten (h)erkenning het belangrijkste aspect van samenwerking vinden is dat voor sociaal ondernemers inkoop van producten en diensten. Gemeenten kunnen daar beter op inspelen door in de beoordeling maatschappelijke aspecten op te nemen door soms bewust voor kleinere volumes te kiezen of door social return on investment.

Flexibiliteit en verkokering
Vaak ontwikkelen sociale ondernemingen nieuwe oplossingen voor problemen, terwijl ook de overheid al een oplossing heeft. Gemeenten kunnen hier pas op inspelen als de innovatie er is. Dat vergt flexibiliteit. Daar kunnen gemeenten op anticiperen door een netwerk samen te stellen met medewerkers van verschillende afdelingen die inspelen op het initiatief. Soms regelt een contactpersoon dit dwars door de organisatie heen. Politieke steun en managementsteun is hierbij van groot belang. Verkokering zien beide partijen als probleem. Sociale ondernemingen gaan ervan uit dat een contactpersoon dit probleem oplost, maar volgens gemeente is dat een onvoldoende oplossing.

Langere termijn
De helft van de gemeenten heeft instrumenten voor het stimuleren of faciliteren van sociale ondernemingen. Voor hun ontwikkeling of opschaling zijn dezelfde instrumenten geschikt als voor start-ups en scale-ups van gewone bedrijven. Om van een idee naar een product of dienst te komen volstaan subsidies of kennisvouchers, in de startfase zijn participaties of startersleningen nodig. In deze en de volgende fase helpt het sociale ondernemingen als gemeenten rekening houden met een langere termijn tot winstgevendheid en lagere winsten die horen bij focus op het maatschappelijk doel van de onderneming. Overigens vindt driekwart van de gemeenten en sociale ondernemingen dat gemeenten nog te weinig weten van sociale ondernemingen. Een accountmanager, taskforce of projectgroep kan wel helpen net als het opzetten van een netwerk van of broedplaats voor sociale ondernemingen.

Flexibiliteit en verkokering
Vaak ontwikkelen sociale ondernemingen nieuwe oplossingen voor problemen, terwijl ook de overheid al een oplossing heeft. Gemeenten kunnen hier pas op inspelen als de innovatie er is. Dat vergt flexibiliteit. Daar kunnen gemeenten op anticiperen door een netwerk samen te stellen met medewerkers van verschillende afdelingen die inspelen op het initiatief. Soms regelt een contactpersoon dit dwars door de organisatie heen. Politieke steun en managementsteun is hierbij van groot belang. Verkokering zien beide partijen als probleem. Sociale ondernemingen gaan ervan uit dat een contactpersoon dit probleem oplost, maar volgens gemeente is dat een onvoldoende oplossing.

Langere termijn
De helft van de gemeenten heeft instrumenten voor het stimuleren of faciliteren van sociale ondernemingen. Voor hun ontwikkeling of opschaling zijn dezelfde instrumenten geschikt als voor start-ups en scale-ups van gewone bedrijven. Om van een idee naar een product of dienst te komen volstaan subsidies of kennisvouchers, in de startfase zijn participaties of startersleningen nodig. In deze en de volgende fase helpt het sociale ondernemingen als gemeenten rekening houden met een langere termijn tot winstgevendheid en lagere winsten die horen bij focus op het maatschappelijk doel van de onderneming. Overigens vindt driekwart van de gemeenten en sociale ondernemingen dat gemeenten nog te weinig weten van sociale ondernemingen. Een accountmanager, taskforce of projectgroep kan wel helpen net als het opzetten van een netwerk van of broedplaats voor sociale ondernemingen.

(bron : Binnenlands bestuur – Wouter Boonstra- 18 maart 2018)

Plan Einstein in europese schijnwerpers

Bestuurders van 140 grote Europese steden komen deze week in Utrecht bijeen om tijdens het Eurocities Social Affairs Forum hun ervaringen te delen met duurzame stedelijke ontwikkeling. De afgevaardigden bezoeken onder meer een innovatief Utrechts project in opvang en integratie van vluchtelingen: Plan Einstein.

Subsidie

Plan Einstein in de Utrechtse wijk Overvecht krijgt subsidie van het fonds Urban Innovative Actions van de Europese Commissie, 2,7 miljoen euro voor drie jaar. Het Social Affairs Forum biedt lokale bestuurders uit heel Europa de kans het nu een jaar lopende en tot de verbeelding sprekende project aan de Einsteindreef te bezoeken. De subsidieaanvraag werd in 2016 ingediend midden in de vluchtelingencrisis. Begin 2017 ging het asielzoekerscentrum open. Niet met de eerst geplande 600, maar na overleg tussen gemeente en buurtbewoners met 400 asielzoekers en in combinatie met woningen voor jongeren uit de wijk en een sociale verbinding met de buurt.

Boosheid

‘Mensen in Overvecht waren eerst boos’, vertelt projectleider Niene Oepkes. ‘Wat krijgen wij ervoor terug? Onze kinderen krijgen geen huis en vluchtelingen in één keer. Dat is niet eerlijk. Een terechte opmerking.’ Meteen kwam jongerenhuisvester Socius in beeld. ‘Zij geloven in community building en zijn daar slim en ervaren in. Zo werd het gebouw deels voor huisvesting voor 38 jongeren uit de buurt gebruikt om een brug te vormen naar de wijk en wederzijds laten weten dat de ander niet heel eng is. Dat zou een oplossing kunnen zijn en bleek een haalbaar verhaal.’

Adrenaline
Vernieuwend is dat vluchtelingen vanaf dag 1 met hun toekomst bezig zijn, ook al is onzeker of ze een verblijfsvergunning krijgen. Ze leven, leren en werken met buurtgenoten met dezelfde behoeften en die ook gebruik kunnen maken van de voorzieningen. ‘Inburgeren doe je het best en het snelst als je tegelijkertijd de taal kunt leren, kunt werken en een netwerk kunt opbouwen’, aldus wethouder Kees Diepeveen. Er zijn sociale activiteiten, ondernemerscursussen, lessen in (Business) Engels en coaching om mensen klaar te krijgen aan netwerken deel te nemen.

In andere landen focussen ze vaker op ondernemerschap voor vluchtelingen, weet Oepkes. ‘Asielzoekers zitten hoog in adrenaline, nog in de survivalmood. Je kunt dat laten inzakken, maar ook gebruiken om ze naar andere activiteiten te leiden.’

Partnerschap
Oepkes legde contact met het Center for Entrepreneurship, waar een bevlogen persoon ondernemerscursussen in een intercultureel kader kon plaatsen met een appèl op basiskwaliteiten en capaciteiten. ‘Hij had de indruk dat sommige jongeren in Overvecht stuk liepen op het normale traject en gedesillusioneerd het bijltje erbij neergooiden, terwijl ze best ondernemerskwaliteiten kunnen hebben. Die twee zaken konden we combineren.’ Innovaties die de Europese Commissie aanspraken in het project waren het partnerschap tussen nieuwe partijen, zoals de Social Impact Factory, en gevestigde orde partijen en dat met kansen voor wijkbewoners samen een stap wordt gemaakt in de ontwikkeling naar de toekomst toe.

Resultaten

Met Engels als voertaal kon de Volksuniversiteit Utrecht lesgeven en stond het staketsel “wonen, ondernemerschap en gemeenschappelijke taal”. De universiteiten van Oxford en Roehampton presenteren naar verwachting in de zomer een eerste rapport over wat nu echt werkt in dit concept. Oepkes kent daarover geen twijfel. ‘We hebben samen een tegenspraakmodel gemaakt: asielzoekers en buurtbewoners zouden elkaar bijzonder kunnen inspireren. Asielzoekers zien gaten in ons denken en omgekeerd zijn buurtbewoners meer ervaren in onze bureaucratie. Dat is een sterke combinatie. Het lijkt erop dat dit werkt. Frappant is dat enkele sterke vluchtelingen onzekere buurtbewoners meenemen bij Engelse les: “Ik help je wel.” Die omdraaiing van rollen zien we gebeuren. De mensen hier zijn energiek en fietsen met het hoofd overeind, want ze zijn ergens naar onderweg.’

(bron : Binnenlands bestuur 6 maart 2018 – Wouter Boonstra)

Blijft sociaal ondernemerschap na de Gemeenteraadsverkiezingen op de agenda’s staan?

Social Enterprise NL vergeleek de verkiezingsprogramma’s van de G4 steden en deelt de belangrijkste inzichten.

De afgelopen jaren hebben steeds meer gemeenten sociaal ondernemerschap een plek gegeven in beleid. AmsterdamDen Haag en Rotterdam hebben Actieplannen gelanceerd en Utrecht heeft de Social Impact Factory mede opgestart. De G32 heeft in 2016 sociaal ondernemerschap tot speerpunt benoemd.

Het is belangrijk dat deze programma’s na de Gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart worden voortgezet. Social Enterprise NL en Social Impact Factory schreven daarom in de zomer van 2017 een gezamenlijke brief aan politieke partijen, met de oproep om sociaal ondernemerschap een plek te geven in de verkiezingsprogramma’s.

Inmiddels zijn de meeste verkiezingsprogramma’s vastgesteld. Daarom hebben wij voor de G4 steden de verkiezingsprogramma’s van de grootste politieke partijen vergeleken. Welke thema’s zijn in welke stad belangrijk? En welke partijen stellen zich het meest ontvankelijk op? Voor het complete schematisch overzicht, klik hier. Maar Social Enterprise NL is ook geïnteresseerd in de status van sociaal ondernemen buiten de G4. Help ons ook dit in kaart te brengen! Hierover volgt later meer. Dit artikel bespreekt nu eerst per stad kort de belangrijkste inzichten.

Amsterdam: Van buurtontwikkeling tot re-integratie

Van de zeven grootste partijen in Amsterdam noemen vijf partijen sociaal ondernemerschap in hun verkiezingsprogramma: D66, GroenLinks, SP, PvdA en de ChristenUnie. Het verschil tussen deze partijen is groot. Waar D66 sociaal ondernemerschap voorzichtig een plek geeft in de context van ruimtelijke ontwikkeling, ziet de SP sociaal ondernemers als belangrijke schakel in het opbloeien van buurten. De PvdA en GroenLinks benadrukken juist de waarde van sociaal ondernemers bij het re-integreren van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De PvdA wil dan ook concreet investeren in het uitbreiden van het aantal sociale ondernemingen. De VVD en het CDA noemen sociaal ondernemen niet.

Den Haag: Sociaal ondernemerschap in zorg en welzijn

De VVD Den Haag ziet een belangrijke rol weggelegd voor sociale ondernemingen bij het hervormen van het zorg- en welzijn domein: “De VVD wil dat grote subsidies aan welzijnsorganisaties worden afgebouwd en wil sociaal ondernemingen die (op termijn) een realistisch eigen verdienmodel hebben de kans bieden om deze taken over te nemen. Zo kunnen tientallen miljoenen euro’s gemeenschapsgeld beter worden besteed. Sociaal ondernemers krijgen de kans om nieuw werk te genereren en zorg die beter aansluit op de vraag van bewoners.” Daarnaast wil de partij een ‘crowdfunding platform’ oprichten, dat beginnend sociaal ondernemers helpt opstarten. Andere partijen zoals GroenLinks en de PvdA halen sociaal ondernemerschap ook concreet in hun programma’s aan in de context van het stimuleren van duurzaam ondernemen. D66 noemt “alle sociale ondernemingen hun partner in het bestrijden van jeugdwerkeloosheid.” Daarnaast signaleert de partij dat de gemeente nu nog onvoldoende toegankelijk is voor ondernemers. Daarom wilt D66 dat er één werkgeversloket komt waar ondernemers geholpen worden met vragen over regelgeving, vergunningen en procedures.

Rotterdam: Social Impact Bonds en launching customer

In de gemeente Rotterdam haalt de PvdA  sociaal ondernemerschap concreet naar voren door te stellen dat het bedrijven wil helpen te investeren in duurzame groei en sociaal ondernemerschap. Het CDA vindt dat maatschappelijk ondernemers een podium moeten krijgen en wil investeren in samenwerkingen met investeerders in de vorm van ‘Social Impact Bonds’. D66 wil dat gemeente als ‘launching customer’ Rotterdamse bedrijven en initiatieven meer ruimte biedt. De VVD en Leefbaar Rotterdam noemen sociaal ondernemen niet.
Utrecht: Inkoop en aanbesteding

Ook in Utrecht staat sociaal ondernemerschap op de agenda: vier partijen noemen sociaal ondernemen concreet in hun verkiezingsprogramma’s. Zo wil D66 dat de gemeente voorop loopt bij het inkopen bij (lokale) sociale ondernemers. GroenLinks en Stadsbelang Utrecht benadrukken de cruciale rol van sociale ondernemers bij het creëren van werkgelegenheid. Stadsbelang Utrecht wil sociale ondernemers hier zelfs verder bij op weg helpen door het instellen van aanjaagsubsidies. De PvdA is van plan sociaal ondernemers te ondersteunen door in het inkoop- en aanbestedingsbeleid eisen te stellen aan de ‘social return’. Ook de CU en de SP zien heil in het aanpassen van het aanbestedingsbeleid.

G4: Sociaal ondernemerschap staat op de agenda

Het eerste wat opvalt is dat van alle 32 onderzochte verkiezingsprogramma’s meer dan de helftsociaal ondernemen concreet benoemd. Vooral in Amsterdam en Utrecht lijkt het politiek bewustzijn groot. De context waarin sociaal ondernemerschap genoemd wordt verschilt echter per stad en per partij. Dat is te verklaren door het feit dat sociale ondernemingen zich op verschillende maatschappelijke doelen richten en hierdoor te maken hebben met verschillende afdelingen van een gemeente. Dit is tevens een van de grootste frustraties van sociaal ondernemers, zij worden ‘van het kastje naar de muur’ gestuurd. Daarom pleiten Social Enterprise NL en Social Impact Factory in hun brief voor het instellen van een aanspreekpunt voor sociale ondernemingen.  Dit heeft de verkiezingsprogramma’s nog niet gehaald, maar het is absoluut winst dat  sociaal ondernemerschap in veel programma’s wordt genoemd. Dit vergroot de kans dat de programma’s die de afgelopen jaren zijn opgezet in de volgende collegeperiode worden voortgezet.

(bron : Social Enterprise NL – GR2018 en sociaal ondernemerschap, Februari 2018 )

financieren van circulaire businessmodellen vereist nieuwe aanpak financiers

Onze huidige economie werkt op basis van een lineair proces. De aarde levert grondstoffen zoals erts, katoen of olie, iemand maakt daarvan een product en verkoopt het aan de consument. Na gebruik gooit de consument het product weg en wordt dit afval dat de aarde vervuilt.

Bij iedere stap in dit proces wordt een ander tegen betaling eigenaar van het product en daarmee van de grondstoffen. Tijdelijk eigendom en de financiering daarvan kenmerken onze huidige economie. Dat is voor financiers overzichtelijk. Voor het delven van grondstoffen worden leningen verstrekt die terugbetaald worden zodra de grondstoffen aan de fabrikant zijn verkocht. De fabrikant op zijn beurt leent geld om dat te betalen en krijgt dit geld snel weer terug van de consument die daarvoor bijvoorbeeld een consumptief krediet gebruikt. Die wordt afgelost gedurende het gebruik en na afdanken is het product waardeloos.

Gelukkig breken langzaam andere tijden aan. Steeds meer consumenten en bedrijven zijn minder uit op verbruik en bezit, maar meer op gebruik en het delen van goederen, ofwel de circulaire economie. In de circulaire economie blijven producenten eigendom van de grondstoffen en verhuren die aan de consument.

Steeds meer consumenten en bedrijven zijn minder uit op verbruik en bezit, maar meer op gebruik en het delen van goederen

Deze nieuwe, circulaire manier van bedrijfsvoering vraagt om een andere manier van financieren. Langlopende financiering van de eigenaar van de grondstoffen in plaats van kortlopende financiering aan de verschillende partijen in een keten.

Deze nieuwe, circulaire manier van bedrijfsvoering vraagt om een andere manier van financieren.

Neem bijvoorbeeld de ‘subscription’-methode, waarbij klanten een abonnement nemen op producten in plaats van ze zelf aan te schaffen. Zoals Bundles, die energiezuinige wasmachines, vaatwasmachines en sinds kort ook koffiezetapparaten aan klanten verhuurt. De meest energiezuinige en duurzame apparaten worden geleverd en de klant betaalt een maandelijks tarief plus een bedrag per was/droogbeurt of kopje koffie. Na afloop van een abonnement gaan de apparaten terug naar Bundles, die ze opknapt en weer inzet. Omdat Bundles eigenaar blijft van de wasmachines is voor ieder nieuw abonnement van een klant extra financiering nodig. En dat lukt niet bij traditionele financiers. Fondsen als Stichting DOEN en de leverancier van de apparaten lossen dat nu op en ook de consument draagt via crowdfunding een steentje bij.

Een ander voorbeeld is Mud Jeans. Het bedrijf maakt spijkerbroeken uit katoen. Klanten huren of kopen de spijkerbroek, betalen iedere maand een vast bedrag en krijgen korting als ze het product weer inleveren voor een nieuw model. Mud Jeans verwerkt de ingeleverde broek weer tot katoen om daar vervolgens weer nieuwe broeken van te maken. Met het concept ‘Lease a Jeans’ blijft Mud Jeans eigenaar van de katoen en verwerkt deze steeds weer tot nieuwe spijkerbroeken. Omdat de broek niet aan de klant wordt verkocht blijft Mud jeans eigenaar en heeft daarvoor financiering nodig. Maar dat betekent dat het bedrijf geld nodig heeft. En dat vraagt om andere financiering dan banken gewend zijn. Met een zeer langlopende lening heeft Stichting DOEN dit initiatief een kans gegeven.

Circulaire businessmodellen zijn de beste manier om op een verantwoorde manier met de aarde om te gaan. Ze maken het mogelijk de grondstoffen die de aarde levert steeds weer opnieuw te gebruiken in plaats van een keer te gebruiken en dan weg te gooien. Maar dat vraagt naast voorlopers met lef zoals Mud Jeans en Bundles om innovatie en flexibiliteit van financiers. Dat vraagt om financieringsvormen die passen bij businessmodellen waarbij grondstoffen niet van eigenaar wisselen. Financiering met een zeer lange adem en grondstoffen als onderpand.

Circulaire businessmodellen zijn de beste manier om op een verantwoorde manier met de aarde om te gaan.

Vanuit Stichting DOEN, maar ook bijvoorbeeld crowdfunding platforms, worden experimenten mogelijk gemaakt. Maar het vraagt verandering van de hele financiële sector. Denk circulair en kijk samen met de ondernemers welke financiering het beste past. Dan kunnen we samen de barrières opheffen voor de 700.000 bedrijven in Nederland die nog op een lineaire manier werken en maken we vrij baan voor een duurzame samenleving.

(bron NRC Next , 12 februari 2018 – Jasper Snoek –Jasper Snoek is financieel directeur van Stichting DOEN. Bij DOEN combineert hij zijn wil om de wereld mooier te maken met 20 jaar wereldwijde ervaring in de financiering van bedrijven en organisaties. Bij DOEN werkt hij aan een groene, sociale en creatieve samenleving vanuit de jaarlijkse bijdragen van de drie Nederlandse Goede Doelen Loterijen.)

Het organiseren van evenementen in het zwembad: win-win-win-win!

Samen een sport beleven is natuurlijk altijd leuk. Zeker ook als het in de vorm van een evenement is.

Maar het is niet alleen leuk,  een sportevenement kan ook een grote maatschappelijke impact hebben, zo constateerde het Mulier Instituut. Sportevenementen bieden deelnemers een podium om te presteren. Maar het biedt ook liefhebbers vermaak (en wellicht ook inspiratie om ook te gaan zwemmen), medewerkers (en misschien ook wel klanten) een unieke ervaring om er aan bij te dragen en sponsoren en politici een gelegenheid om hun betrokkenheid bij het zwembad te tonen. Ik zeg: win-win-win-win…!

Positieve effecten

Dit waren de uitkomsten uit het rapport ‘Creating social impact with sport events’ dat het Mulier Instituut en de Universiteit Utrecht samen opstelden. Doel van het onderzoek was de bestaande kennis over de maatschappelijke impact van sportevenementen in kaart brengen. Gekeken is naar grote sportevenementen zoals een WK of Olympische Spelen, maar ook naar meer lokale evenementen. Een belangrijke onderzoeksvraag was het ‘demonstratie-effect’? Ofwel: gaat iemand na het zien van het het winnen van goud door een topzwemmer als Ranomi Kromowidjojo op tv, zelf ook baantjeszwemmen? Dit is niet helemaal het geval. Als er al mensen door gaan sporten, dan is dat vaak tijdelijk, zijn dat zelden mensen die voorheen inactief waren. Toch zien we dat de sportsector als geheel (accommodaties, verenigingen, bonden) wel positieve effecten ondervindt.

Goed doel

Als we kijken naar de effecten van lokale evenementen dan kun je wel stellen dat een evenement in het zwembad hoe dan ook het zwembad op de kaart zet. Het is een manier om mensen naar het zwembad te krijgen, als deelnemer of als toeschouwer, én het is een manier om de politiek concreet te betrekken bij het zwembad. En dat kan later ook altijd nog eens van pas komen. Maar ook kun je het gebruiken om in aanloop er naartoe mensen naar het zwembad te krijgen door bijvoorbeeld clinics te organiseren ter voorbereiding. En natuurlijk is het een mooie gelegenheid om het zwembad via de sociale media, maar zeker ook niet te vergeten het ‘lokale suffertje’, weer even onder de aandacht te brengen. En door het te koppelen aan een goed doel geef je het evenement ook nog een extra maatschappelijke dimensie. Denk bijvoorbeeld aan de Wintertijd Challenge elk jaar in oktober. Maar er zijn genoeg momenten te bedenken dat je een dergelijk evenement, gekoppeld aan een goed doel, kunt organiseren. Bijvoorbeeld tegelijk met andere landelijke evenement zoals de City Swim?

Tips

Begint het te kriebelen en wil jij aan de slag? Het Mulier Instituut bekeek ook welke strategieën je kunt volgen om zoveel mogelijk van die positieve sociale effecten te creëren. Bij deze een aantal nuttige tips:

  1. Zorg er in de planning proactief voor dat de organiserende stad profiteert van het evenement. En maak het evenement duurzaam.
  2. Leg verbindingen met bestaand beleid en organisaties, en institutionaliseer deze.
  3. Betrek stakeholders (burgers en burgerorganisaties) in het gehele proces, zodat je ieders belangen behartigt.
  4. Gebruik betrouwbaarheid, betrokkenheid, prestaties en transparantie om goed bestuur en juiste besluitvorming zichtbaar te maken.
  5. Verbind diverse terreinen (muziek, theater, sport) om een breder publiek te bereiken en zo een breder sociaal effect te bewerkstelligen.
  6. Besteed aandacht aan de vraag of de publieke of de private sector een voortrekkersrol moet spelen om het proces van verbetering te leiden.

(bron : ZZB, 10 februari 2018)