Social Impact Bond (SIB) voor integratie vluchtelingen

Private investeerders gaan vluchtelingen met een verblijfsvergunning helpen met integreren, zodat de overheid het niet hoeft te doen. De gemeente Veldhoven heeft als eerste Nederlandse overheidsinstantie een overeenkomst met het bedrijfsleven gesloten om de traditionele overheidstaak van integratie uit te besteden.

De Brabantse gemeente Veldhoven , vlak naast Eindhoven, heeft met het Amsterdamse Social Impact Finance een zogeheten Social Impact Bond (SIB) getekend. Bij een SIB schakelt de overheid een bedrijf in om met eigen geld een maatschappelijk probleem op te lossen. Slaagt het bedrijf in de opdracht, dan krijgt de ondernemer een geldelijke beloning. Mislukt het project, dan lijdt de investeerder verlies, maar loopt de overheid geen financieel blauwtje.

SIB’s bestaan al langer, maar werden tot nu toe niet ingezet voor de integratie van vluchtelingen, maar om Nederlandse werklozen en ex-gedetineerden aan het werk te helpen. Rotterdam had in 2014 de primeur met de eerste Nederlandse SIB

Social Impact Finance investeert geen eigen geld in de integratie van vluchtelingen in Veldhoven. Stichting Van den Santheuvel, Sobbe en een onbekende tweede investeerder stoppen samen 1 miljoen euro in intensieve taallessen en een project om statushouders dichter bij de arbeidsmarkt te brengen.

De kracht van het Veldhovense initiatief is de intensieve begeleiding van vluchtelingen, zegt Ineke Hurkmans, namens Social Impact Finance uitvoerder van het project. ‘In de ochtend krijgen statushouders taalles. De rest van de week werken ze in een bedrijf, waar de voertaal Nederlands is.’ De statushouders ‘spelen’ dan bedrijfje, om vast te wennen aan het Nederlandse bedrijfsleven. Ze kopen hun eigen koffie in, maken schoon, voeren administratieve taken uit en zijn verantwoordelijk voor de marketing. Het product dat de statushouders verkopen is zichzelf.

Veldhoven heeft sinds 2014 tweehonderd statushouders binnen de gemeentegrenzen gevestigd. Ongeveer 145 van hen krijgen een uitkering. Op dit moment worden zeventig statushouders binnen het project begeleid naar de arbeidsmarkt. Uiteindelijk moeten alle statushouders meedoen die kunnen lezen en schrijven en ten minste 28 uur per week beschikbaar zijn.

Of de gemeente de integratie van vluchtelingen in de eigen gemeente niet net zo goed zelf kan uitvoeren? Bij de gemeente is met name de o zo belangrijke taalbegeleiding minder goed, zegt Hurkmans. ‘Vluchtelingen zitten drie keer per week drie uur in de klas, maar als ze naar huis gaan spreken ze hun eigen taal. Bij ons zijn ze gedwongen de hele week Nederlands te spreken’, zegt Hurkmans.

De gemeente heeft simpelweg het geld niet voor zulke intensieve begeleiding, zegt wethouder Mariënne van Dongen-Lamers, verantwoordelijk voor arbeidsparticipatie. ‘We zijn sterk gekort op middelen voor integratieprojecten.’

Maar de gemeente bespaart wel veel uitkeringsgeld als statushouders aan het werk zijn. Daarom bedacht de wethouder een alternatieve constructie. Als Social Impact Finance statushouders ten minste twee jaar lang aan het werk houdt, ontvangen de investeerders het geld van zes jaar bijstand. De gemeente bespaart dan nog altijd geld, want statushouders zitten volgens de wethouder.gemiddeld acht tot tien jaar in de bijstand.

Als we een klein verlies lijden, hebben we alsnog maatschappelijk goed werk gedaan, aldus Cortijn van Valkenburg, penningmeester

Voor de ondernemers is het risico groter. Vluchtelingen aan het werk helpen is een zware taak. Als vluchtelingen na anderhalf jaar werken uitvallen, krijgt vermogensfonds Van den Santheuvel, Sobbe niets. Wat meespeelt is dat het vermogensfonds in zijn doelstellingen heeft staan dat het zich voor zwakkeren wil inzetten en dat het behalve aan conventioneel beleggen ook aan liefdadigheid doet. ‘Als we winst maken, kunnen we volgend jaar meer weggeven. En als we een klein verlies lijden, hebben we alsnog maatschappelijk goed werk gedaan’, zegt penningmeester Cortijn van Valkenburg van het vermogensfonds.

(bron : De Volkskrant, Jochem van Staalduine, 30 januari 2018)

Een verhit debat in de zorgwereld

Ingewikkelde contracten willen ze niet, wel de mogelijkheid de tijd te nemen voor patiënten. Vrije zorgverleners zijn in opkomst – en verwikkeld in een knetterende ruzie met de zorgverzekeraars. “Een tevreden patiënt is niet het enige relevante criterium.”

Allebei streven ze naar hetzelfde: goede gezondheidszorg in Nederland. Dus zonder stapels formulieren die verpleegkundigen en psychologen na elke handeling moeten invullen, zonder de hoge werkdruk, de jakkerzorg van de wijkverpleging en zonder de stijgende kosten voor Nederlandse premie- en belastingbetalers.

Maar hoe dat te bereiken, daarover woedt binnen de zorgwereld een verhit debat dat de afgelopen maanden uitgroeide tot een knetterende ruzie. De rechter mag straks bepalen wie er gelijk heeft, de zorgverzekeraars of de artsen, psychologen, verzorgers en verpleegkundigen.

Vrije keuze

De ruzie draait om de vrije keuze van Nederlanders om hun eigen zorgverlener te kiezen. Ouderen die thuishulp nodig hebben, of iemand die na geestelijke problemen psychologische hulp zoekt, of fysiotherapie na een operatie. Ongeveer een op de vijf Nederlanders valt buiten deze discussie. Dat zijn de Nederlanders met een duurdere restitutiepolis bij de zorgverzekeraar. Zij kunnen vrijelijk kiezen uit het aanbod en krijgen het volledige bedrag vergoed.

Voor de andere 80 procent van de Nederlanders, met een naturapolis of budgetpolis, ligt dat anders. Zij krijgen alleen een volledige vergoeding als zij kiezen voor een behandelaar met een contract bij de zorgverzekeraar. Het mag wel, naar een andere therapeut of thuishulporganisatie gaan, maar dan moet de patiënt zelf bijbetalen. De Hoge Raad heeft in 2014 bepaald dat zorgverzekeraars minstens 75 procent van deze ongecontracteerde zorg moet vergoeden. Doen zij dat niet, dan komt de vrije zorgkeuze in gevaar. Dat mag volgens de Hoge Raad niet.

Toch betalen zorgverzekeraars in de praktijk geen 75 procent maar soms minder dan 65 procent. Dat kan een keuze zijn van de verzekerde, als hij of zij kiest voor goedkopere budgetpolissen waar bepaalde zorg nog maar voor 65 procent wordt vergoed. Maar er zijn ook beperkingen die niet vrijwillig zijn, waardoor de vrije keuze in gevaar komt, zeggen de voorvechters van ongecontracteerde zorg.

Nauwelijks te doen

De Stichting Zorgrecht spant een kort geding aan tegen Zilveren Kruis omdat deze verzekeraar zoveel administratieve drempels opwerpt dat het voor klanten nauwelijks te doen is om naar een ongecontracteerde behandelaar te stappen. Zilveren Kruis zegt daar een goede reden voor te hebben. Deze ‘vrije zorgverleners’ zijn volgens de verzekeraar veel te duur. De kosten liggen 2,5 keer zo hoog als bij de reguliere thuishulp. Ook spreekt de verzekeraar over fraude bij de kleine, ongecontracteerde bureaus in de thuishulp.

“Verzekeraars maken ons zwart”, zegt Joyce de Bruijne, een zelfstandig verpleegkundige die zich heeft aangesloten bij de stichting. “Wij zijn helemaal niet duurder dan de reguliere zorg.” Liegen de verzekeraars dan? Dat ook weer niet, zegt De Bruijne. Ze zijn alleen selectief in de informatie die zij verspreiden. Want inderdaad, de vrije zorgbureaus declareren meer, “maar wij krijgen aanvragen van cliënten die veel zorg nodig hebben.”

Andere cliënten, andere zorg

Marijke Briedé van thuishulporganisatie Careconsult die actief is in de omgeving van Leiden gebruikt de term jakkerzorg om het prijsverschil te verklaren. “Bij de gecontracteerde zorg moet je denken aan strak afgestemde routes. Een thuishulp is tien minuten bij mevrouw A. voor de steunkousen, dan even bij meneer B. om insuline te spuiten en dan door naar mevrouw C. die binnen een half uur in en uit bad moet. Daar is niks mis mee, ware het niet dat een groot deel van de patiënten van de wijkzorg daar niet bij is gebaat. Terminale patiënten, of mensen met multiple sclerose. Dan ben je ’s morgens al een half uur bezig een klysma te geven, als de ontlasting niet meer vanzelf gaat. Dan moet je dus nog beginnen met de zorg. Wij hebben een ander soort cliënten en leveren andere zorg. De kosten zijn daarom niet zomaar te vergelijken met gecontracteerde thuishulp.”

Briedé vindt gecontracteerde zorg uitgeklede zorg. “De verzekeraars kopen zo krap en goedkoop mogelijk in. Er wordt totaal niet naar kwaliteit gekeken.”

Dat de zorgverzekeraars scherp op het geld letten, werkt voor patiënten ook op een andere manier nadelig door. Stel dat de verzekeraar psychologische hulp inkoopt voor een tarief van 80 euro per uur, terwijl de normale marktprijs 100 euro is. De verzekeraar kan die lagere prijs afdwingen door zijn machtige positie en omdat hij in grote hoeveelheden zorg inkoopt. De verzekeraar kijkt naar dat tarief als hij besluit 75 procent te vergoeden. Daarom krijgt de patiënt dus 75 procent van 80 euro. Dat is 60 euro, terwijl de patiënt bij de ongecontracteerde psycholoog wel het normale tarief moet betalen van 100 euro. De vergoeding komt daarmee in de praktijk uit op 60 procent.

Meer en beter

Volgens een tweede stichting, de Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze, lopen de bedragen die patiënten betalen zodanig op dat van vrije keuze geen sprake meer is. Daarom startte ook deze stichting een procedure, ditmaal tegen Menzis en VGZ. De stichting maakt tegelijkertijd bezwaar tegen de 75-procentregeling. Want 25 procent of meer betalen voor een uurtje naar de psycholoog is misschien nog te doen, maar 25 procent van een operatie tikt harder aan. Daarom moet de rechter volgens de stichting opnieuw naar het percentage kijken.

De sympathie van veel Nederlanders zal al snel bij de zorgverleners liggen. Meer en betere zorg, wie is daar niet voor? Tegelijkertijd waren Nederlanders afgelopen december ook tevreden dat de zorgpremie niet omhoog ging. Dat is dus te danken aan ons scherpe beleid, zeggen de verzekeraars.

Zorgeconoom aan de Vrije Universiteit Xander Koolman sprak eind december in Trouw over een lijn met aan de ene kant comfortzorg en aan de andere noodzakelijke zorg. Ergens ligt er een scheiding die bepaalt wat de samenleving wel en niet betaalt. De ongecontracteerde behandelaars schuiven de grens iets meer op richting comfortzorg, terwijl de verzekeraars blijven trekken naar de noodzakelijke zorg. Comfortzorg wil overigens niet zeggen dat het een luxe is. Voor een longpatiënt kan een wandeling in de buitenlucht essentieel zijn, maar wie betaalt die?

Wie betaalt?

Ruben Wenselaar, bestuursvoorzitter van Menzis, volgt de discussie met een klein beetje vrees. Want de roep om meer keuzevrijheid bedreigt een cruciaal onderdeel van het Nederlandse zorgstelsel: solidariteit. “Als maatschappij hebben we gezegd: we willen graag een solidair stelsel, toegankelijk voor iedere Nederlander. Als je dat wilt, dan past onbeperkte keuzevrijheid daar niet bij. Als ik tegen mijn verzekerde zeg: ik wil niet dat je naar deze ongecontracteerde behandelaar toegaat, krijg ik als reactie: mijn keuzevrijheid wordt beknot. Hoho, wie betaalt die rekening? Die betalen wij, als maatschappij. Daar mogen we regels aan stellen.”

Wenselaar zegt dat ‘we vervreemd zijn van de solidariteit’. “Je betaalt premie, maar weet niet voor wie. Als ik reclame maak voor Menzis, denken mensen: Menzis betaalt. Maar wij collecteren alleen de premies en betalen daarvan de zorgkosten. Dat besef, dat gevoel dat je er voor elkaar bent, dat mag veel sterker.”

Solidariteit en het coöperatieve gevoel, bij dat soort termen voelen ook medici en verzorgers zich wel thuis. Maar Wenselaar komt via deze begrippen uit bij een conclusie die tot rode vlekken in de nek van zorgverleners leidt. “Je ziet nu bij wijkverpleging en ggz dat zorgverleners zonder contract zeggen: omdat ik nu meer tijd heb, is mijn patiënt tevreden. Dat is dus geen relevant criterium. Dat is: de patiënt had een probleem. Is dat zo doelmatig mogelijk opgelost, ja of nee? Daar gaat het om.”

Natuurlijk wil ook Wenselaar tevreden patiënten, maar niet als dat betekent dat iedereen ongeclausuleerd zorg kan aanbieden en declareren. Dan is het stelsel snel failliet.

Tikje overdreven

Wenselaar staat niet alleen in die mening. Diverse wetenschappers waarschuwen ook voor de toenemende populariteit van vrije zorgbureaus. Zorgeconoom Xander Koolman deed het eind vorig jaar, emeritus hoogleraar sociale ziektekostenverzekering Wynand van der Ven waarschuwde begin dit jaar voor een kostenexplosie door vrije thuishulpen, psychologen en psychiaters.

Nou, met die explosie valt het reuze mee, reageerde adviseur en management controller Ivo Knotnerus in Zorgvisie. In de wijkverpleging gaat 3 miljard om, in de ggz 4 miljard, berekende hij. Dat is een 15 procent van de 45 miljard euro in de begroting van de zorgverzekeringswet. En van die 3 en 4 miljard gaat hooguit 5 procent naar de ongecontracteerden. Dat aanduiden als een explosie vindt Knotnerus ‘een tikje overdreven’.

Waar de zorgverzekeraars ook niet direct gelukkig van werden, was het rapport dat de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) oktober vorig jaar publiceerde. Ja, de zorginkoop door verzekeraars heeft bijgedragen aan betaalbare zorg, schrijft de adviesraad, maar tegelijkertijd ziet de RVS dat ‘de nadruk vooral op prijs en doelmatigheid is komen te liggen’. Voor de specifieke noden van de patiënt is te weinig ruimte, schrijft RVS.

Op maat

Deze kritiek sluit precies aan bij de ervaringen van Joyce de Bruijne van Zorgrecht en van Marijke Briedé van Careconsult. Want dat patiënten kiezen voor ongecontracteerde zorg, ook al moeten zij daarvoor bijbetalen, komt omdat zij geen andere keuze hebben. “Wij leveren zorg op maat, daarom kiezen cliënten voor ons”, zegt Briedé.

Volgens haar en de twee stichtingen die namens ongecontracteerde zorgverleners optreden is er maar een oplossing: meer geld erbij. Dan komt de lijn van Koolman met de noodzakelijke en comfortzorg weer kijken. Waar leggen we de grens, hoeveel zijn we als maatschappij bereid te betalen voor zorg?

De vrije zorgbureaus

Het aandeel zorgbureaus en behandelaars zonder contract met een zorgverzekeraar groeit. Uit een rapport dat zorgeconoom Xander Koolman eind december publiceerde blijkt dat in 2014 2,8 procent van de behandelaars in de geestelijke gezondheidszorg buiten de zorgverzekeraar om werkt. In 2016 steeg dat naar 5 procent. Van de niet-gecontracteerde wijkverpleging is bekend dat de kosten per patiënt oplopen. In 2016 bleken zij 2,5 keer zo duur als de reguliere thuishulp.

Vrije zorgbureaus bestaan uit thuishulpen, psychiaters, psychologen, fysiotherapeuten en allerlei andere behandelaars in klinieken. Zij werken in loondienst van een zorgbedrijf of als zzp’er. Zelfstandigen kiezen er geregeld voor om zich aan te sluiten bij een zorgorganisatie.

Careconsult bijvoorbeeld werkt uitsluitend met zzp’ers. Zzp’ers kunnen ook werken via bemiddelaars, die daarvoor wel een vergoeding in rekening brengen

(bron Trouw : De knetterende ruzie in de zorgwereld – Marco Visser  19 januari 2018 )

Tracker Tips: Goede doelen ETF’s

In Amerika hebben liefdadigheidsinstellingen aansluiting gezocht bij de fondsindustrie om maatschappelijke verantwoorde trackers te lanceren. Het idee daarbij is om specifieke sociale factoren te introduceren, zoals dierenwelzijn of mensenrechten bijvoorbeeld.

Naar verwachting zullen de eerste Goede doelen ETF’s in het eerste kwartaal van dit jaar hun intrede doen. Het nieuwe concept zou aantrekkelijk kunnen zijn voor goede doelen die op zoek zijn naar een nieuw, jonger donorbestand.

Ideale bruggenbouwer

Volgens algemeen directeur Ethan Powell van Impact Shares, de eerste non-profit aanbieder van ETF’s in de Verenigde Staten, is een tracker de ideale manier om geld aan het werk te zetten voor goede doelen.

Zijn missie is om de wijze waarop met donaties wordt omgegaan te moderniseren. Inmiddels is er al met een aantal organisaties een partnerschap aangegaan.

Het uiteindelijke doel is voor elke specifieke sociale factor een afzonderlijke belegbare tracker te introduceren om investeerders de mogelijkheid te bieden hun voorkeuren te prioriteren.

Structuur

Het is veel moeilijker om een bedrijf te kwantificeren op basis van een positieve sociale impact, dan op het milieuvriendelijke aspect bijvoorbeeld. Het ontwikkelen van een eigen systeem om aandelen te rangschikken naar social metrics is een uitdaging.

Men kan daarom beter direct samenwerken met het goede doel en gebruik maken van de ervaring die deze organisaties hebben om betrouwbare statistieken te creëren op basis van hun begrip van de sociale factor.

In associatie met de partner zal een portefeuille van effecten samengesteld worden die aan de social impact criteria voldoet. Een derde partij zal vervolgens de portefeuille naar de bredere markt optimaliseren. Het resultaat is een samenwerkingsverband tussen beleggers en filantropische experts, waarbij de samenstelling van de portefeuille een dynamisch karakter zal hebben.

Verdienmodel

In de praktijk zal Impact Shares de dagelijkse vermogensbeheeractiviteiten van de samenwerkingspartner overnemen tegen een jaarlijkse service fee. Powell schat dat de donatie-advieskosten 0,50 procent op jaarbasis zijn.

Impact Shares zal proberen financiële bèta te genereren met alleen bedrijven die aansluiten bij de specifieke missie van elk goede doel. Powell noemt het resultaat sociale alpha. Het concept kan ook interessant zijn voor instellingen die op zoek zijn naar stabiliteit.

Volgens Powell kunnen non-profitorganisaties via ETF’s levenslange betrokkenheid bij investeerders hebben.

(Bron : door  gepubliceerd 

Hoop van hart dat dit idee navolging gaat krijgen in Nederland. Op dit moment wordt er al wel meer gekeken naar de SDG’s (sustainable development goals) .
Met steun van organisaties, die maatschappelijk verantwoord beleggen een warm hart toedragen, zou men in samenwerking met een liefdadigheidsinstelling middels donaties dergelijke beleggingsfondsen kunnen lanceren

#wiewatwajong: waarom 80 euro minder een groot verschil maakt

Zo’n 80.000 mensen die een Wajong-uitkering ontvangen gaan er vanaf deze maand op achteruit. Dat verwacht het UWV, de instantie die beslist wie voor zo’n uitkering in aanmerking komt.

Dat betekent dat sommige Wajongers 80 euro per maand minder krijgen. Dat de Wajongers gekort worden op hun uitkering, is geen verrassing. De maatregel is onderdeel van de Participatiewet om meer mensen met een ziekte of handicap aan het werk te krijgen.
Onderdeel van die wet is ook dat er meer banen gecreëerd zouden worden. En daar wringt de schoen: volgens vakbonden is daar nog niets van terechtgekomen. En ook de Wajongers zelf merken er niet veel van, volgens FNV.

Wajong staat voor Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en is er voor iedereen die vanaf jonge leeftijd een ziekte of handicap heeft.

Op dit moment zijn er ongeveer 250.000 mensen met een Wajong-uitkering. 120.000 zouden volgens het UWV nog kunnen werken ondanks hun beperking. Het gaat ook alleen om deze groep die minder geld krijgt. Ben je Wajonger en kan je helemaal niet meer werken? Dan word je niet gekort.

In 2016 zouden markt- en overheidswerkgevers samen 20.500 extra banen voor deze groep vrijmaken. Daarvan moest de overheid er 6500 creëren. Dit zijn uiteindelijk 3.597 banen vanuit de overheid geworden en 18.957 door andere bedrijven.

“Ik vind het hypocriet; aan de ene kant word ik gekort op mijn inkomen, maar de beloofde banen zijn er nooit gekomen”, zegt de 27-jarige Nilufer.

Het is volgens Nilufer een oneerlijke situatie, waar ze zich druk om maakt. Ze heeft twee hersentumoren en een stuk of vijf tumoren in haar wervelkolom. Na een gedeeltelijke dwarslaesie werd ze gedeeltelijk afgekeurd, maar ze wil dolgraag volledig meedoen in de maatschappij.

Op dit moment studeert ze nog rechtsgeleerdheid, maar zodra ze klaar is met haar studie wil ze de situatie aanpakken door zelf de politiek in te gaan. “Zie me dan maar eens te stoppen”, zegt ze lachend.

60 euro minder

De 24-jarige Anna Kruithof is blind, maar solliciteert zich suf. “Ik krijg steeds nee te horen.” Ze kan volgens het UWV 12 uur per week werken, maar doet nu vrijwilligerswerk omdat ze geen werk kan vinden. Ze heeft berekend dat ze er zo’n 60 euro op achteruit gaat.

Ondanks haar beperking denkt Anna dat ze zeker 16 uur per week kan werken. Omdat het met betaald werk nog niet echt lukt, is ze zelf maar een praktijk voor natuurgeneeskunde en sportmassage voor dieren begonnen.

Niet alleen Wajongers zijn boos, ook Vakbond FNV Jong vindt het te gek voor woorden dat deze volgens hen kwetsbare groep het hardst getroffen wordt.

“Deze groep heeft het al zeer moeilijk op de arbeidsmarkt en nu hebben ze ook nog minder te besteden. Ook hebben ze hogere dokterskosten die niet altijd worden vergoed”, zegt Marcelle Buitendam van FNV Jong.

‘Gelijke behandeling’

Karen Zandbergen, woordvoerder van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zegt dat de beslissing om deze groep te korten, is genomen om verschillende regels zoveel mogelijk gelijk te trekken.

“Het idee achter de Wajong-korting is dat zij net zo worden behandeld als ieder ander die wel kan werken, maar geen werk heeft”, zegt Zandbergen.

Toch is nog niet duidelijk hoe de overheid ervoor wil zorgen dat de beloofde banen worden gerealiseerd. Volgens het ministerie wordt er binnenkort een plan van aanpak gemaakt om de Wajongers aan het werk te krijgen.

(bron NOS- 2 januari 2018)

SoGoed en Grip samen tegen voedselverspilling

Op particulier initiatief is in 2016 de stichting SoGoed opgericht. De stichting SoGoed neemt initiatieven om voedselverspilling te verminderen en mensen die het minder hebben te helpen. Een voorbeeld daarvan is de Little Free Pantry (de openbare proviandruilkast). Hiervoor heeft SoGoed sinds kort nauw samenwerking met GGZ-werktrainingsproject Grip.

Op Grip maken de cliënten alles wat van hout gemaakt kan worden: buitenkeukens, kasten, banken, bloembakken en nog veel meer. En sinds kort dus ook de buitenkastjes voor SoGoed. Founder van SoGoed René Verhoogt is zeer tevreden over de samenwerking met Grip. “Ze hebben gouden handjes. Ze kunnen er van alles, en ze leveren er ontzettend goed werk.“ Verhoogt is nauw betrokken bij de bouw van de kastjes, en komt regelmatig kijken hoe ze vorderen. Voor hem past het uitstekend in zijn ideaal van sociaal ondernemerschap om een GGZ-project te betrekken bij zijn activiteiten. Het biedt een win-win situatie voor meerdere groepen mensen in de samenleving te helpen. Zeker nu, in de kersttijd, zijn dit heel actuele thema’s.

De kastjes hebben succes. Na een eerste lichting van 5 stuks is nu de tweede lichting in de maak. De kastjes worden in en om Purmerend geplaatst. “Het moet een olievlek worden”, aldus Verhoogt. Met als bijkomend doel: meer sociale cohesie in de wijk.

In het kastje staan levensmiddelen om te ruilen en of voor mensen die weinig of geen geld hebben. Mensen die als goede buur iets kunnen en willen missen kunnen artikelen in het kastje leggen zoals bijvoorbeeld koekjes, frisdrank, potjes saus, pindakaas, luiers of zeep. Mensen die iets nodig hebben kunnen een artikel uit het kastje pakken. Zo help je elkaar! De voorwaarde is dat de artikelen goed en ongebruikt moeten zijn. Het is niet toegestaan om rookwaren en/of alcoholische dranken in het kastje te leggen.

Grip wil door arbeidsre-integratie mensen met psychische en verslavingsproblematiek een nieuw perspectief bieden en bijdragen aan het realiseren van een zinvolle plek in de samenleving. Hout is hierbij een prachtig middel om arbeidsvaardigheden te trainen zoals: op tijd komen, contacten hebben met collega’s en omgaan met werkdruk. Grip is een onderdeel van Reakt en werkt nauw samen met de RIBW.

Stichting SoGoed kan nog vrijwilligers gebruiken voor de diverse projecten.

(bron : nieuws uit Purmerend, december 2017)

De standaard zetten voor de voedselketen van de toekomst

De standaard zetten voor de voedselketen van de toekomst, dat is wat Drees Peter van den Bosch, directeur van Willem&Drees voor ogen heeft. De komende jaren wil hij met een aanbod van lokale en biologische maaltijdboxen écht impact maken. “Tien jaar geleden noemde men lokaal en biologisch een hype, nu is er steeds meer grond voor”, aldus Van den Bosch.

In de loods van Willem&Drees stapelen werknemers oranje kratten vol groente en fruit op elkaar. Zuivel en vlees worden in een aparte koeling gesorteerd. De producten zijn afkomstig uit Nederland en seizoensgebonden. “Dat betekent in de herfst: geen paprika’s, tomaten en komkommers, maar boerenkool, pompoen en postelein”, zegt directeur Drees Peter van den Bosch, terwijl hij de inhoud van een krat inspecteert.

De zogeheten Beeboxen worden later die dag opgehaald door franchisenemers van Willem&Drees, die de maaltijdboxen door heel Nederland verkopen.

Inmiddels biedt Willem&Drees verschillende Beeboxen aan: van maaltijdboxen voor gezinnen en vegetariërs tot vers- en koolhydraatarme boxen. Dit jaar levert het bedrijf er zo’n 150.000. Dit jaar kunnen consumenten bovendien voor het eerst een vegetarische Kerstbox bestellen.

“Wij willen de nieuwe standaard zetten voor de voedselketen van de toekomst”, zegt Van den Bosch. “Daarbij houden we vast aan drie belangrijke pijlers: het gaat over duurzaam, gezond en hoe het is georganiseerd. Dat laatste noemen wij democratisch.”

Democratisch? Vertel.

“We zijn een coöperatie die werkt vanuit vier B’s: zowel boeren en burgers als banken (financiers) en businesses zijn lid. We werken vanuit deze structuur, omdat we geloven dat je problemen en dilemma’s in de voedselketen met elkaar moet oplossen. In de coöperatie worden alle belangrijke besluiten door onze leden genomen.”

“Dat is soms wel lastig, want ook al is iedereen het over het einddoel eens, in de dagelijkse gang van zaken heb je natuurlijk te maken met verschillende dilemma’s. Zo bespreken we bijvoorbeeld met elkaar welk deel van de opbrengst naar de boer gaat. Als een consument vervolgens zegt dat onze producten te duur zijn, dan vind ik dat een goede discussie, waarin ook de boer moet worden betrokken. Er moet een goede balance of power zijn, zodat de verantwoordelijk gezamenlijk wordt genomen. Dan los je problemen op.”

We willen laten zien dat het mogelijk is om een ander soort voedselketen op te zetten”

“Enerzijds willen we een goed renderend bedrijf zijn, maar anderzijds hebben we ook een sociale missie. We willen laten zien dat het mogelijk is om een ander soort voedselketen op te zetten. Tijdens de eerste jaren van Willem & Drees en Beebox zijn we een soort voorbeeld geweest. Onze aanpak en visie op het vlak van lokale voeding hebben veel navolging gehad. Ik ben tevreden over het feit dat we dit thema hebben geagendeerd. En over dat het klopt; tien jaar geleden noemde men het een hype die weer zou overwaaien, maar nu is er steeds meer grond voor.”

“We hebben dus impact gehad, maar vooral omdat we een verhaal hebben verteld en op kleine schaal hebben laten zien dat het kan. Dat is fijn. Maar voor de komende vijf jaar willen we écht impact hebben. Als de grote stroom merkt dat er inderdaad animo voor biologische en lokale voeding is en denkt ‘wij moeten onze bedrijfsvoering aanpassen’, dan is onze missie geslaagd.”

Lees meer over de ambitie en de wil van Willem & Drees en hun visie en missie om daarbij gelijkgestemde te verenigen in dit artikel.

(bron : duurzaam bedrijfsleven, Chris Thijssen)

Innovatieve financiering ondersteunt voormalig kankerpatiënten bij terugkeer naar werk

Een brede alliantie van partijen, waaronder De Amersfoortse en ABN Amro, slaat de handen ineen om werknemers die kanker hebben (gehad) te ondersteunen bij een snellere, succesvolle terugkeer naar werk. 140 mensen met kanker worden de komende twee jaar met een nieuw ontwikkelde intensieve re-integratieaanpak begeleid. Het doel daarbij is om zoveel mogelijk werknemers duurzaam te re-integreren naar werk.

Jaarlijks krijgen circa 40.000 werknemers de diagnose kanker. Hoewel zij in de beginfase uiteraard andere zaken aan het hoofd hebben dan werk, willen zij doorgaans na de behandeling graag weer aan het werk. Re-integratie van werknemers met kanker verloopt echter vaak moeizaam. Zij hebben te kampen met vermoeidheid, minder concentratie en geheugenproblemen. Uiteindelijk verliest een kwart van hen zijn werk.

Begeleiden

Verzekeraar a.s.r. met haar merk De Amersfoortse (de opdrachtgever), arbodienst ArboNed en re-integratiebureau Re-turn (de uitvoerders), ABN Amro Social Impact Fund en Start Foundation (de investeerders) hebben nu de handen ineengeslagen om dit probleem aan te pakken. Dit heeft geleid tot een nieuwe aanpak om werknemers die herstellende zijn of hersteld zijn van kanker succesvol terug te begeleiden naar het arbeidsproces en uitval te verminderen.

140 deelnemers krijgen de komende twee jaar een intensieve begeleiding aangeboden, uitgevoerd door ArboNed en Re-turn. Uitgangspunt voor de nieuwe aanpak is blijven bewegen, zowel op fysiek, mentaal als werkvlak. Dit varieert van het doen van bewegingsoefeningen tot het definiëren van doelstellingen en het leren omgaan met beperkingen. De deelnemers krijgen ondersteuning van coaches die hen met een intensief programma begeleiden. Ook de werkgever is intensief betrokken. Zo wordt hij begeleid bij het voeren van de dialoog met de werknemer.

Innovatieve financiering

Voor de nieuwe aanpak is door ABN Amro een innovatieve financiering ontwikkeld: een Health Impact Bond. De investeerders stellen de benodigde financiering van de re-integratieaanpak beschikbaar en dragen het financiële risico. Ze krijgen pas uitbetaald door de opdrachtgever als de beoogde resultaten zijn gerealiseerd. Onafhankelijke beoordelaars bepalen in hoeverre de beoogde doelstellingen bereikt worden. De opdrachtgever betaalt de investeerders vervolgens uit op basis van de door hem gerealiseerde besparingen op verzuimverzekeringen. De investeerders beogen daarmee zowel een sociaal als een financieel rendement te realiseren.

(bron :Cindrea Limburg – AM)

Mooi om te zien hoe de Social Impact Bond er een broertje (of zusje) erbij heeft gekregen in de zorg. Een mooie brug geslagen tussen de diverse domeinen en een verstevigde aanpak door de handen ineen te slaan en de krachten te bundelen.

Maatschappelijke betrokkenheid mag niet te veel kosten?!

Het aantal duurzame ondernemingen in Nederland neemt snel toe. Afnemers doen graag iets terug voor het milieu, maar niet tegen iedere prijs.

De duurzame bedrijven uit de ranglijst van snelgroeiende bedrijven, de FD Gazellen, zetten zich in voor verandering door minder energie en grondstoffen te gebruiken en producten te hergebruiken. Die focus op het milieu zorgde ervoor dat deze bedrijven bovengemiddeld snel groeien.

Ze zijn een uitzondering in Nederland. Recent onderzoek van het Erasmus Research Institute geeft aan dat slechts 8,1 procent van de banen in Nederland is toe te schrijven aan de zogenoemde ‘circulaire economie’. Hoewel hun aantal snel groeit.

Ron Speksnijder van Mauron, aanbieder van tweedehands kantoormeubelen, ziet twee trends. Allereerst denken bedrijven steeds meer na over duurzaamheid, hergebruik en ‘upcyclen’, oftewel het vernieuwen, verbeteren en aanpassen van gebruikte producten. Maar de belangrijkste reden voor de groei van zijn bedrijf is heel Hollands. ‘De crisis is de versnellende factor geweest. Niet de volle mep betalen, maar wel iets goeds krijgen. Meer voor minder’, aldus de FD Gazelle.

‘Onze klanten zitten het meest in het mkb’, vertelt Florian Minderop, medeoprichter van MisterGreenLease, een leasebedrijf voor elektrisch vervoer. ‘Het zijn mensen die innovatief denken, maar vooral vanuit de eigen portemonnee.’

Het is een reactie die vaker gehoord wordt bij een rondgang onder de duurzame ondernemers uit de FD Gazellenlijst. Maatschappelijke betrokkenheid mag niet te veel kosten.

Minderop ziet het iedere dag in depraktijk van zijn bedrijf. ‘De lagere bijtelling voor elektrische auto’s is een mega invloed op de groei. Zo veel dat ik niet eens kan meten wat de andere invloeden zijn.’ Volgens de ondernemer, winnaar van een bronzen Gazellen in de regio West, staan we pas aan het begin van de duurzame ontwikkelingen. Naast Tesla maakt geen enkele fabrikant een elektrische auto die zich kan meten met regulier vervoer. Een kwestie van tijd, is zijn overtuiging. ‘De benzinemotor is uitontwikkeld terwijl batterijtechniek pas aan het begin van zijn innovaties staat. Iedereen ziet wat de twintigste eeuw ons gebracht heeft. Veel welvaart, maar ook de nadelen daarvan. Het is goed dat duurzaamheid meer op de agenda staat.’

Tim van Haaren van De Isolatieshop, een webwinkel voor isolatiemateriaal, herkent zich in de woorden van Minderop. ‘Vroeger werden isolatienormen opgelegd door de overheid, nu neemt de eindgebruiker steeds vaker het initiatief.’ Vooral op het gebied van minder energieverbruik. ‘Duurzame isolatie als schapenwol en vlas passen we nauwelijks toe’, aldus het Gazelle-bedrijf.

Willemijn Verloop van Social Impact Ventures, een investeringsfonds dat alleen in geld steekt in bedrijven die een positieve en meetbare impact hebben op mens en milieu, zegt: ‘De consument is gevoeliger geworden voor duurzaamheid, maar alleen bij een goed product voor een goede prijs.’ Volgens de impact-investeerder ontvangen missiegedreven ondernemers wel meer loyaliteit van hun klanten. ‘Kijk naar crowdfunding. Duurzame bedrijven halen sneller geld op dan anderen. Je hebt al snel de sympathie van het publiek.’

Hun aantal neemt sterk toeberekende McKinsey recent. Uit het onderzoek Scaling impact of the social enterprise sector blijkt dat het aantal duurzame bedrijven in de laatste vijf jaar met 70% toegenomen is. Met een totale omzet van €3,5mrd is de sector goed voor ruim 3% van de groei van het Bruto Binnenlands Product tussen 2010 en 2015.

Het grote aantal snelle groeiers wordt mede veroorzaakt doordat het een jonge sector is, vertelt Verloop. ‘Ze groeien harder dan het gemiddelde mkb, maar dat komt ook doordat het vaak nog om relatief beperkte omzetten gaat. Ze gaan sneller het peloton voorbij, maar niet in absolute aantallen.’

(bron : FD )

Impact-handelsmissie in Silicon Valley: ‘Meer groei? Dan ook meer impact’

Investeerder Warner Philips (Social Impact Ventures) doet voor de laatste keer vanuit Silicon Valley verslag van de eerste Nederlandse handelsmissie voor impact-ondernemers. Nederlandse startups spelen zich in de kijker bij de Peruanen, Tsjechen en Zuid-Afrikanen.

Wie dacht dat de wereld verbeteren saai en zwaar is, is nog niet op SoCap geweest. SoCap is de grootste conferentie ter wereld voor impact-investeerders en sociale ondernemers. Hier in San Francisco vind je enkel ondernemers die naast financiële ook maatschappelijke, sociale en ecologische waarde willen creëren – oftewel: iedereen die met een bedrijf de wereld wil verbeteren.

Op alweer de tiende editie van SoCap strijken ruim 3500 man uit alle windstreken neer in de optimistische, maar ook zakelijke Bay Area. Workshops bruisen van de energie en hoewel we soms concurrenten zijn, willen we ook vooral van elkaar leren: een brede waaier aan onderwerpen passeert de revue. Zo zijn er sessies over financial inclusion, de onbenutte potentie van vrouwen in ontwikkelingslanden en hoe blockchain-technologie impact kan meten.

De stemming is informeel en ‘unassuming’. Bezoekers eten gezond en ‘local’ op bio-degradable bordjes, ondernemers in T-shirts en hoodies praten met collega’s in mantelpakken. De ondernemers verzamelen zich in de fabriekshallen van Fort Mason, maar na een tijdje weet je dat de picknicktafels buiten dé plek zijn waar iedereen elkaar ontmoet. Hier netwerkt men, worden contacten gelegd en wordt de basis gelegd voor een groot aantal impact-deals. De social entrepreneurs en impact-investeerders komen op mij over als gedreven, slimme, maar ook geestige mensen.

Ons bezoek aan SoCap is onderdeel van de eerste Nederlandse handelsmissie voor social entrepreneurs ooit, die ik samen organiseer met partners. Met ons reizen tien Nederlandse social entrepreneurs van bedrijven als Tony’s Chocolonely en The Dutch Weed Burger.

Op SoCap hebben we een eigen sessie over de Nederlandse impact-sector, die wij opvallend succesvol vinden. Ons land is het Europese epicentrum voor social entrepreneurs en impact-investing. Nederland kent nu snel groeiende impact-sectoren, zoals gezondheidszorg, energie en circulariteit. De gezamenlijke winsten van alle impact-sectoren groeiden de afgelopen vijf jaar met 75 procent tot 3,5 miljard dollar per jaar. Dit staat gelijk aan 3 procent van de groei van het Nederlandse bbp in diezelfde periode.

Nederlands succes

In onze sessie lichten we onze toehoorders verschillende aspecten van het Nederlandse succes toe. Willemijn Verloop (Social Enterprise NL & Social IV) vertelt over de opbouw van het ecosysteem vanuit de ondernemers. Ze legt uit hoe lokale overheden, onderwijsinstellingen en de financiële wereld steeds steviger aanhaken, waardoor een succesvolle multistakeholder-aanpak ontstaat.

Stef van Dongen (Enviu) vertelt over het Nederlandse start-up-klimaat en hoe zijn bedrijf al vele jaren met succes sociale innovaties helpt ontwikkelen en op de – internationale – markt brengt. Zelf laat ik mijn licht schijnen over het opschalen van sociale ondernemingen en over de ontwikkelingen en lessen van het Nederlandse impact-investeringsveld.

WE HEBBEN EEN OPEN SAMENLEVING MET HUMANISTISCHE WAARDEN

Het Nederlandse succes is gebaseerd op drie sterke pilaren: een open samenleving met diepgewortelde humanistische en sociale waarden, een rijke geschiedenis van internationale handel en ondernemingszin en een internationaal vermaard financieel ecosysteem waarin lange termijn-investeringen de boventoon voeren. Bovendien hebben we een kleine interne markt, waardoor succesvolle ondernemingen gedwongen worden om snel internationaal op te schalen.

Meer impact

Als één overtuiging social entrepeneurs en impact-investeerders verbindt, is het dat impact en business hand in hand gaan. Sterker: ze versterken elkaar. Bigger, betterfaster businessbetekent ook biggerbetter en faster impact.

Op SoCap en in SF ontdek ik dat waar de Bay Area ooit voorliep op gebied van impact-investeringen we nu toch een grote inhaalslag maken, en dat ons Social Impact Ventures model ook hier bijzonder is, en velen willen leren hoe wij onze impact-doelstellingen echt inbakken in de investeringen die we doen. En we delen die kennis graag.

Misschien is dat wel de kern van onze missie: we willen dat het impact-investeringsveld groeit en we willen met onze succesvolle investeringen laten zien dat sociale ondernemingen renderen, zodat er meer kapitaal beschikbaar komt voor sociale ondernemers.

Lees meer over onze inhaalslag als Nederland en de investerings initiatieven in zijn artikel.

(bron Sprout – Warner Philips (48) is partner bij Social Impact Ventures, het grootste private impact fonds van Nederland dat investeert in sociale ondernemers, waaronder Marqt, Taxi Electric en de GoodUp.)

Nederland terug als gidsland met sociaal ondernemerschap?!

Nederland manifesteerde zich afgelopen woensdag in San Francisco weer ouderwets als gidsland. Gidsland omdat het fors investeert in bedrijven die niet primair uit zijn op winst, maar eerder op een betere wereld, op ‘sociale impact’. Maar wat is sociale impact of sociaal ondernemen nu precies? De discussie woedt volop.

Twaalf sociale bedrijven, de stad Amsterdam, het ministerie van Buitenlandse Zaken, de Postcodeloterij en de Stichting Doen presenteerden zich woensdag tijdens de tiende jaarlijkse Social Capital (Socap)-conferentie aan een internationaal publiek van voornamelijk investeerders.

De groep ging daarnaast afgelopen week ook op een missie door Silicon Valley, langs investeerders, wetenschappers en Amerikanen die zelf sociale ondernemingen hebben opgezet.

70% groei in vijf jaar

Nederland is volgens mede-organisator Luan Nio van het Rotterdamse Enviu gidsland, omdat de sector in vijf jaar met 70% is gegroeid tot €3,5 mrd omzet en omdat (lokale) overheden, bedrijfsleven en investeerders structureel samenwerken.

Rekkelijken’

Onder sociale ondernemers en investeerders woedt momenteel een discussie over de definitie van ‘sociale impact’, bevestigt Nio, die zichzelf tot de ‘rekkelijken’ rekent. Een bedrijf als Facebook dicht zichzelf bijvoorbeeld ook een sociaal imago toe, omdat het gemeenschappen versterkt. ‘Iedereen heeft er inderdaad een ander idee over’, zegt Nio. ‘Ik vind dat het de kunst is om de sociale impact groot en maatgevend te maken, zeg maar “mainstream”. Daar zijn we natuurlijk nog lang niet.’

Om daar in de buurt te komen moeten grote investeerders, zoals Blackrock en de grote pensioenfondsen mee gaan doen. Ze willen wel, maar dan gaat het opeens al snel over heel grote bedragen. Daar passen de huidige processen en de omvang van de bedrijven niet goed bij. De sociale sector groeit er wel langzaam naar toe. Er doemt echter wel een volgend dilemma op. ’Wat moeten we met grote investeerders die aan ‘green washing’ doen’, is de retorische vraag van Nio. ‘Die 5% sociaal investeren om hun imago op te poetsen en tegelijkertijd 95% steken in milieuvervuilende bedrijven en sectoren? Daar wordt nu veel over gesproken binnen onze gemeenschap.

Strenge eisen

Sociaal onderneemster en investeerder Willemijn Verloop moet een beetje lachen om de ‘green washing’ in Silicon Valley. Niet alleen Facebook dicht zichzelf een sociaal imago toe, vrijwel alle ondernemingen zeggen een sociaal doel te dienen of een wereldprobleem op te lossen. Dat is immers ook wat werknemers graag willen horen en hebben: een hoger doel. Het is een truc om talent aan te trekken.

Elektrische auto’s

‘Die sociale impact meten is nog wel pionieren’, bekent Verloop, die een bedrijf per dag aan de deur krijgt voor funding. ‘In andere landen gebeurt het nog nauwelijks, dus er zijn weinig goede voorbeelden en het is soms ook heel moeilijk om sociale impact te kwantificeren. We hebben geïnvesteerd in het eerste Europese taxibedrijf dat alleen met elektrische auto’s rijdt en langdurig werkloze 50-plussers in dienst neemt als chauffeurs. Onlangs won een ander taxibedrijf een aanbesteding, ook omdat het beloofde met veel elektrische auto’s te gaan werken, terwijl Taxi Electric zwaar had gelobbyd voor elektrisch vervoer in de aanbesteding. Mogen we dat dan zien als indirecte impact van ons taxibedrijf? Zulke ‘systemic impact’ claimen we niet, ook al weten we dat Taxi Electric een cruciale rol hierin heeft gespeeld.’

Transitiefase

Verloop is blij dat er nu ook positieve woorden in het Regeerakkoord staan over sociaal ondernemen. Hoe sociale ondernemers zich tot de (Rijks)overheid verhouden is namelijk nog altijd een beetje zoeken. ‘In Nederland zijn we gewend dat de overheid alles doet en moeten sociale ondernemingen uitzoeken hoe ze met de overheid omgaan. De actie komt in Nederland dus van onderop. Omdat sociaal ondernemers ook bezig zijn met zaken als luchtkwaliteit, recycling, onderwijs en ouderen- en jeugdzorg, zijn we de perfecte business partners van de overheid! Ondernemerschap op dit soort domeinen zorgt voor innovatie, om het beste en meeste efficiënte product te krijgen, en schaalbare impact te creëren. Ik zie de verhouding met de Nederlandse overheid als een transitiefase; de hoeveelheid hindernissen is te overzien. Maar is het is nog zoeken, want onderop gaat het nu eenmaal sneller dan in de top in Nederland.’

Lees meer over die sociaal ondernemers die willen groeien en die geld als middel zien en impact als doel, als ook de opkomende investeringsfondsen.

(bron ; FD)